HGR werkt misverstanden over vaccinaties bij zwangere vrouwen weg

Omdat er heel wat misverstanden leven over het vaccineren van zwangere vrouwen, zet de Hoge Gezondheidsraad (HGR) de puntjes op de i.

Hoewel het vaccineren van zwangere vrouwen een steeds meer gebruikte strategie is om een zwangere vrouw, haar ongeboren kind en/of haar baby te beschermen tegen infectieziekten die met een vaccin voorkomen kunnen worden, bestaan er toch heel wat misvattingen. Daarom publiceert de Hoge Gezondheidsraad (HGR) een advies waarin alles op een rijtje wordt gezet. De HGR vertrekt daarbij vanuit de vaststelling dat vaccinatie tijdens de zwangerschap veilig is voor alle vaccins. Niettemin zijn levende, maar levend afgezwakte vaccins gecontra-indiceerd omwille van het theoretische risico van overdracht naar de foetus.

Vaccins tegen tetanus, griep en kinkhoest worden aanbevolen tijdens de zwangerschap, terwijl andere vaccins om persoonlijke of epidemiologische redenen eveneens als nuttig beschouwd kunnen worden. Wanneer een vrouw niet (of nooit eerder) is ingeënt met een vaccin tegen tetanus, dienen tijdens de zwangerschap twee dosissen van het tetanusvaccin worden toegediend, waarvan er één een component tegen kinkhoest bevat. Een derde dosis moet post partum worden toegediend. Tijdens het griepseizoen zouden alle zwangere vrouwen – zoals voorzien in het advies over de griepvaccinatie – moeten worden gevaccineerd tegen griep en dat ongeacht het stadium van de zwangerschap op het moment van de vaccinatie. Alle zwangere vrouwen zouden bovendien – bij voorkeur tussen week 24 en week 32 van de zwangerschap – gevaccineerd moeten worden tegen kinkhoest.

Voor andere vaccinaties hangen de potentiële voordelen en de vraag of ze opwegen tegen de (theoretische) risico’s, sterk af van de epidemiologische omstandigheden en het persoonlijke risico van de zwangere vrouw. De beslissing tot vaccinatie zal waarschijnlijk positief zijn wanneer de kans om ziek te worden groot is, wanneer een besmetting zou leiden tot een aanzienlijk risico voor de moeder of de foetus en wanneer het niet waarschijnlijk is dat het vaccin schade zal veroorzaken. Daarom raadt de HGR vaccinatie aan indien nodig voor hepatitis A en B, Japanse encefalitis, meningokokken, polio, pneumokokken, hondsdolheid en door teken verspreide encefalitis. MBR-vaccinatie en vaccinatie tegen waterpokken zijn gecontra-indiceerd. Ook het levend, afgezwakt vaccin tegen gele koorts wordt best vermeden, hoewel zestig jaar ervaring leert dat er geen toename van negatieve gevolgen is tijdens de zwangerschap. Het vaccin moet worden vermeden tijdens de lactatie omdat er drie gevallen zijn gemeld van acute neurotropische ziekte bij baby's die uitsluitend borstvoeding kregen na de vaccinatie van de moeder tegen gele koorts

Filip Ceulemans