Zorg na intensieve zorg

Dagelijks worden we op televisie en in de kranten op de hoogte gebracht van het aantal COVID-19-patiënten die verblijven op een dienste intensieve zorg in de ziekenhuizen. Omdat nog steeds de meeste van deze patiënten – gelukkig – later terug huiswaarts keren, zet het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) voor de huisarts op een rij waar hij best rekening mee houdt bij deze patiënten.

De lijdensweg van patiënten die omwille van COVID-19 op een dienst intensieve zorg lagen, eindigt niet wanneer ze uit het ziekenhuis worden ontslagen en terug naar huis kunnen keren. De kans bestaat dat er de komende maanden sprake zal zijn van een golf van ‘post-intensieve zorgsyndromen’ (PICS), wat tot zowel fysieke, psychische als cognitieve problemen leidt bij meer dan de helft van de patiënten die op de intensieve zorgafdeling hebben gelegen. Omdat PICS vaak niet worden geïdentificeerd en patiënten die intensieve zorg verlaten niet altijd systematisch worden opgevolgd, zet het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) op een rij welke signalen ze kunnen opvangen om PICS te herkennen en behandelen.

  • Extreme spierzwakte: fysieke symptomen treden het eerst op, zelfs al op het moment dat de patiënt de Intensive Care Unit (ICU) verlaat. Bij ongeveer 40% van de patiënten wordt extreme spierzwakte waargenomen. Meestal verbetert dit in de loop van het eerste jaar.
  • Geheugenverlies: cognitieve problemen komen voor bij 20 tot 40% van de patiënten. Naast geheugenverlies uit zich dat ook in moeite om zich mondeling uit te drukken, aandachtstoornissen en problemen met uitvoerende taken (plannen, tijdsbeheer, twee taken tegelijk uitvoeren). Deze problemen kunnen jarenlang aanhouden.
  • Depressie, angst en posttraumatische stress: enkele maanden na het ontslag uit het ziekenhuis kunnen bij 20 tot 35% van de patiënten psychische problemen zoals angst en depressie optreden. Dat kan jarenlang duren en heeft volgens de patiënt de grootste impact op hun leven. De terugkeer in het dagelijks leven wordt als emotioneel moeilijk en stressvol ervaren. Bij 20% van de patiënten treedt een posttraumatische stressstoornis op. Opmerkelijk: ook bij de familieleden van de patiënten treden soortgelijke problemen op.

Het KCE identificeerde enkele gebruiksvriendelijke en snelle instrumenten waarmee huisartsen in minder dan tien minuten de situatie van hun ex-ICU-patiënt kunnen inschatten. Daarbij gebruikt het zes praktische tools die op de verschillende symptomen werken. Omdat PICS een relatief nieuw begrip is – de term dook voor het eerst in wetenschappelijke literatuur op in 2012 – is er momenteel weinig wetenschappelijk bewijs over de doeltreffendheid van de behandeling. Voor de fysieke aspecten wordt meestal kinesitherapie of een behandeling in een revalidatiecentrum voorgeschreven. Voor de cognitieve problemen wordt meestal een beroep gedaan op een neuropsycholoog en een gerichte revalidatie. Ook zelfhulpgroepen voor ex-patiënten en hun familie zouden een positieve invloed kunnen hebben.

Filip Ceulemans