Wilsverklaring euthanasie geldig voor onbepaalde duur: arrest van het Grondwettelijk Hof

18 feb 2022

De wet  van 15 maart 2020 tot wijziging van de wetgeving betreffende de euthanasie wijzigde de euthanasiewet op een aantal vlakken, onder meer op vlak van de wilsverklaring inzake euthanasie. 

Door de wet van 15 maart 2020 werd bepaald dat de wilsverklaring inzake euthanasie voortaan voor onbepaalde duur geldig zou zijn. 

Een aantal personen, onder wie drie artsen, stelden een beroep tot vernietiging in bij het Grondwettelijk Hof. De verzoekende partijen stelden dat een wilsverklaring voor onbepaalde duur zou leiden tot situaties waarin, in de loop der jaren, diegene die de verklaring heeft opgesteld zal vergeten dat hij ze opgesteld heeft of zijn geestelijke vermogens zal verliezen en dus niet langer in staat zal zijn om op deze wilsverklaring terug te komen. Er zou bijgevolg een reëel risico bestaan dat euthanasie wordt toegepast op personen wiens standpunt intussen is geëvolueerd. De wetsbepaling zou daarnevens het recht op leven schenden en zou personen die een bepaalde geldigheidsduur wensen toe te kennen aan hun wilsverklaring maar die niet meer in staat zijn om dat te doen discrimineren ten opzichte van de personen die een onbepaalde geldigheidsduur aan hun wilsverklaring wensen toe te kennen. 

Het Grondwettelijk Hof merkte op dat de afschaffing van de beperkte geldigheidsduur van de wilsverklaring ertoe strekt de vrije keuze van mensen te versterken. De verplichting om de wilsverklaring inzake euthanasie om de vijf jaar te hernieuwen veroorzaakte problemen gelet op de administratieve verplichtingen die deze procedure impliceerde voor personen die vaak fysiek verzwakt waren en gelet op het risico dat de persoon die de verklaring had opgesteld zou vergeten die te hernieuwen. Wanneer de persoon die de wilsverklaring heeft opgesteld, vergeet deze te hernieuwen, is er onzekerheid over zijn intentie en bestaat er een risico dat die intentie uiteindelijk niet wordt gerespecteerd. 

Volgens het Grondwettelijk Hof houdt het recht op leven voor de wetgever de verplichting in om kwetsbare personen te beschermen. De wetgever dient dus, wanneer hij euthanasie mogelijk maakt op basis van een wilsverklaring, een procedure in te voeren die waarborgt dat een dergelijke verklaring, op het ogenblik dat de euthanasie wordt toegepast, wel degelijk overeenstemt met de vrije wil van de betrokkene. 

Het Grondwettelijk Hof is van oordeel dat de nieuwe wetsbepaling een dergelijke regeling heeft ingevoerd. De wilsverklaring inzake euthanasie vereist de inachtneming van een aantal vormelijke voorwaarden en is door de wetgever op een uitvoerige wijze geregeld. Een intrekking of aanpassing is op elk moment mogelijk en is relatief eenvoudig. Deze mogelijkheid tot intrekking of aanpassing laat volgens het Grondwettelijk Hof toe de keuzevrijheid van de persoon die de verklaring opstelt veilig te stellen en te waarborgen dat de verklaring overeenstemt met de meest recente wil van de persoon die de verklaring opstelt dat euthanasie zal worden uitgevoerd wanneer hij zijn wil niet meer zou kunnen uiten.

Wat betreft het risico dat men in de loop der jaren zou vergeten dat men een wilsverklaring inzake euthanasie heeft opgesteld of dat men van mening verandert, stelt het Grondwettelijk Hof vast dat toekennen van een beperkte geldigheidsduur aan de wilsverklaring het risico dat diegene die de verklaring heeft opgesteld zijn verklaring vergeet te hernieuwen niet doet verdwijnen. Bovendien belet niets de betrokken personen om, in voorkomend geval in overleg met hun naasten en de betrokken beroepsbeoefenaars, hun standpunt regelmatig te heroverwegen. Voor het overige is de arts verplicht om de inhoud van de wilsverklaring te bespreken met de zorgverleners, om de wil van de patiënt te bespreken met de vertrouwenspersoon (indien in de verklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen) en om de inhoud van de wilsverklaring te bespreken met de naasten van de patiënt die door de vertrouwenspersoon zijn aangewezen.

Om deze redenen verwierp het Grondwettelijk Hof het beroep. Het is volgens het Grondwettelijk Hof aldus redelijk verantwoord dat de wilsverklaring inzake euthanasie voortaan een onbepaalde duur heeft (in plaats van vijf jaar geldig te zijn zoals voorheen) aangezien men de mogelijkheid heeft om de verklaring op elk ogenblik in te trekken en aan te passen.