Steeds meer Belgen hebben diabetes

In tien jaar tijd steeg het percentage diabetespatiënten in België van 5,1 naar 6,1%. Dat blijkt uit cijfers die het Intermutualistisch Agentschap (IMA) vandaag bekendmaakt.

Tussen 2008 en 2017 steeg het percentage diabetespatiënten in België van 5,1% tot 6,1% van de bevolking. De stijging was zichtbaar in alle leeftijdsgroepen. De stijging in ons land is op zich niet opzienbarend vermits de prevalentie van diabetes wereldwijd toeneemt. Dat is een gevolg van de vergrijzing en van de toename van andere risicofactoren zoals overgewicht, ongezonde voeding en een gebrek aan lichaamsbeweging. 

De percentages verschillen – uiteraard – erg naargelang de leeftijdsgroep. Onder 24 jaar komt diabetes uiterst zelden voor. En ook bij de groep van 25 tot en met 44 jaar komt de aandoening niet zo vaak voor (1,6%). De grote getallen zijn vanaf dan wel terug te vinden: 8% bij de 45- tot 64-jarigen en 17% bij de 65-plussers. In deze prevalentiecijfers telt het IMA enkel de patiënten mee die specifieke medicatie of vergoedingen (multidisciplinair zorgprogramma, diabetes voortraject/opvolging/diabetespas en zorgtraject diabetes) kregen terugbetaald. Het effectieve aantal Belgen met diabetes ligt dus nog hoger. 

Sinds 2009 neemt het aantal patiënten toe dat een zorgprogramma (voortraject, zorgtraject of multidisciplinair zorgprogramma) volgt. Het IMA stelt een lichte verbetering vast in de opvolging van diabetespatiënten. Bepaalde onderzoeken worden beschouwd als minimale basiscriteria voor een goede opvolging van diabetes: gedurende twaalf maanden minstens twee HbA1c-tests ondergaan, gedurende vijftien maanden minstens één micro-albumine, serum-creatinine en bloedlipidentest ondergaan en minstens één contact hebben met een oogarts. Ook een contact met een podoloog wordt sterk aanbevolen. 

In 2017 stelt het IMA een minimale follow-up vast bij 47% van alle met insuline behandelde patiënten. Dit percentage is onafhankelijk van het type zorgprogramma. Van alle met insuline behandelde patiënten volgt zeven op tien een multidisciplinair zorgprogramma, heeft een kwart van de patiënten een zorgtraject en krijgt één op de twintig patiënten een voortraject. Bij de diabetespatiënten die niet met insuline worden behandeld, voldoet 15% aan de criteria van minimale follow-up. Dit percentage verschilt sterk in functie van de verschillende programma’s. Bij de deelnemers aan multidisciplinaire zorgprogramma’s voldoet 40% aan de criteria, terwijl dit bij patiënten met een diabetesopvolging 22% bedraagt. Van de patiënten zonder insuline heeft één op twintig een multidisciplinair zorgprogramma, één op de zes een zorgtraject en één op de tien een voortraject.

Filip Ceulemans