Polyfarmacie: vooral bij ouderen

In 2021 nam 13,5% van de Belgen over een langere periode minstens vijf verschillende geneesmiddelen. Iets meer dan 3% nam zelfs gedurende een langere periode minstens tien geneesmiddelen. Dat blijkt cijfers die het Intermutualistisch Agentschap (IMA) publiceert. 

Er bestaan verschillende definities voor polyfarmacie. Het Intermutualistisch Agentschap (IMA) hanteert de definitie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE): personen met een aflevering van minstens tachtig standaard dagdosissen van vijf of meer verschillende terugbetaalde geneesmiddelen in één jaar. Zowel geneesmiddelen uit publieke als ziekenhuisapotheken worden daarbij in rekening gebracht.  

In 2021 nam 13,5% van de inwoners van België chronisch minstens vijf verschillende geneesmiddelen. Daarmee zet de stijging die sinds 2010 aan de gang is, zich verder. In 2010 nam slechts 10,9% van de bevolking vijf verschillende geneesmiddelen. Het percentage Belgen dat minstens tien verschillende geneesmiddelen nam (3,1%), ligt eveneens hoger dan in 2010 (1,9%), maar is de laatste jaren wel relatief stabiel. 

Niet onverwacht stijgt het percentage Belgen met polyfarmacie naarmate de leeftijd toeneemt. Bij Belgen onder 45 jaar oud stijgt het niet boven vijf procent. Per leeftijdsschijf van vijf jaar stijgt het percentage daarna stelselmatig. De groep tussen 85 en 89 jaar haalt met 58,1% het hoogte cijfer. Daarna neemt het percentage terug af. Dezelfde tendens is zichtbaar bij Belgen met minstens tien verschillende geneesmiddelen. In de groep tussen 85 en 89 jaar loopt dat op tot 15,4%.  

Omdat vooral 65-plussers vaak meerdere geneesmiddelen focust het IMA vooral op deze leeftijdsgroep. Niet verwonderlijk ligt het percentage het hoogst bij diegenen die langdurige zorg krijgen. 65% van de bewoners van woonzorgcentra nam in 2021 minstens vijf geneesmiddelen. Bij thuiszorg loopt dat zelfs op tot 74%. Bij 65-plussers die geen langdurige zorg nodig hebben, loopt het percentage toch nog steeds op tot 37,5%. 

Polyfarmacie komt vaker voor bij Belgen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming. Vooral bij de leeftijdscategorieën onder de 70 is het verschil groot. Bij de groep van 60 tot 69 jaar heeft bij de personen met een verhoogde tegemoetkoming 39,9% polyfarmacie tegenover 23,1% bij diegenen zonder verhoogde tegemoetkoming. Bij excessieve polyfarmacie is het verschil nog veel meer uitgesproken. Opnieuw in de leeftijdscategorie van 60 tot 69 jaar bedraagt het respectievelijk 11,5 en 4,1%. 

Polyfarmacie komt vaker voor bij vrouwen (14,1%) dan bij mannen (12,5%). Bij jonge vrouwen is één van de verklaringen het langdurig gebruik van anticonceptiva. Polyfarmacie en excessieve polyfarmacie komen iets vaker voor in het Waals Gewest en een pak minder vaak in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 

Filip Ceulemans