KCE centraliseert EBM

Op vraag van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) centraliseerde en coördineerde het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) de oprichting en operationalisering van een federaal netwerk voor evidence-based medicine.

De kwaliteit van de praktijkrichtlijnen die de verschillende medische beroeps- en wetenschappelijke organisaties afleveren, is meer dan goed in ons land. De manier waarop ze tot stand komen of worden gefinancierd, missen echter samenhang. Dat is althans de mening van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) die daarom besliste dit alles te centraliseren en coördineren binnen een federaal netwerk. De minister gaf het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) de opdracht deze taak op zich te nemen. Dat nam in totaal drie jaar in beslag. Het verslag van dit proces staat sinds kort op de website van het KCE en wordt er samengevat in drie syntheserapporten.

In het eerste rapport worden de actoren, hun rol en hun eventuele complementariteit in kaart gebracht om vanuit de bestaande actoren een netwerk op te starten. Meestal gaat het om beroepsorganisaties die richtlijnen ontwikkelen voor hun doelgroep. Hierbij wordt expliciet naar Domus Medica verwezen als een voorbeeld van zo’n beroepsgroep. Naast beroepsorganisaties verwijst het KCE ook naar CEBAM (Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine) dat verantwoordelijk is voor de validatie van alle publiek gefinancierde richtlijnen en naar het platform Ebpracticenet dat de disseminatie ervan centraliseert via zijn website. Beide organisaties spitsten zich in een eerste fase vooral toe op huisartsen, maar breiden hun werkveld tegenwoordig uit. De verschillende actoren werden uitgenodigd om een gemeenschappelijke aanpak te vinden.

Een tweede stap bestond uit het formaliseren van drie andere functies die essentieel zijn voor een goed functionerend EBP-netwerk, maar die in België nog niet aanwezig waren: prioritering, implementatie en evaluatie. Bij de prioritering worden elk jaar de prioritaire thema’s bepaald waarop het netwerk zich moet focussen zodat op een coherente en gecoördineerde manier kan worden gewerkt. De implementatie wordt toevertrouwd aan Ebpracticenet omdat het aansluit bij zijn taak als verspreidingsplatform. De evaluatie ten slotte wordt op zich genomen door CEBAM. Alles samen vormt dat de zogenaamde ‘levenscyclus’ van elke nieuwe richtlijn.

In het voorbereidende werk moet het KCE ook bepalen wat het meest geschikte bestuursmodel is om de reeds bestaande EBP-actoren te harmoniseren. Het KCE koos voor het structuurtype NAO, wat staat voor Network Administrative Organisation. Een netwerkcoördinator staat in voor de dagelijkse werking van het netwerk. Hij treedt tevens op als interface tussen het terrein, de financierende overheidsinstellingen en de eindgebruikers. De strategie van het netwerk wordt uitgestippeld door een federale stuurgroep waarin vertegenwoordigers zitten van het Riziv, Volksgezondheid en het kabinet van de minister van Volksgezondheid. KCE en FAGG hebben een adviserende rol. De stuurgroep wordt bijgestaan door een adviesgroep met daarin vertegenwoordigers van de zorgverstrekkers, de patiënten en hun families, de wetenschappelijke verenigingen, de ziekenfondsen en de EBP-actoren.

Het KCE vraagt specifiek de focus te leggen op de implementatie. Het is immers allemaal goed en wel om richtlijnen te ontwikkelen, ze moeten ook toegepast worden. Het KCE pleit ervoor strategieën uit te werken om zorgverstrekkers ervan te overtuigen hun gewoonten aan te passen. Het tweede rapport is hieraan gewijd. In het derde rapport wordt dieper ingegaan op het Charter van goed bestuur. Dat is een charter gebaseerd op informatie afkomstig van alle mogelijke partners uit zowel noorden als zuiden van het land. Dit Charter moet de volledige werking van het netwerk en alle interacties tussen de partners regelen, met 'wederzijds vertrouwen' en 'samenwerking' als kernwoorden.

Filip Ceulemans