IMA pleit voor nieuwe berekening toetreding conventie

Het Intermutualistisch Agentschap (IMA) gaat in een deze week gepubliceerd rapport na wat de link is tussen (de)conventionering en de ambulante activiteit.

Met deze studie wil het Het Intermutualistisch Agentschap (IMA) nagaan hoe het gesteld is met de financiële toegankelijkheid van de ambulante zorg. Percentages over het aantal artsen dat is toegetreden tot het nationaal akkoord dat artsen en ziekenfondsen afsluiten, zegt volgens het IMA te weinig over de reële situatie. Om die echt in beeld te brengen, moet nagegaan worden wat de verhouding is tussen de ambulante prestaties van conventioneerde en gedeconventioneerde artsen. Met de resultaten wil het IMA de discussie in de medicomut opnieuw aanzwengelen.

De studie heeft betrekking op het jaar 2018. Dat jaar traden 10.735 actieve huisartsen tot het akkoord toe, goed voor 84% van het totaal. Het percentage raadplegingen bij een geconventioneerd huisarts ligt met 85% net iets hoger. De situatie bij de huisartsen lijkt volgens het IMA dan ook normaal. De percentages zijn vergelijkbaar en dus geeft ook het percentage geconventioneerden een goed beeld van de financiële toegankelijkheid.

Bij de specialisten is het beeld helemaal anders. Officieel leeft 71% de conventie na, maar slechts 44% van de contacten vindt plaats bij een specialist die de conventie onderschrijft. Dat is minder dan de 60% die beschouwd wordt als een garantie op voldoende financiële toegankelijkheid. De verschillen tussen specialismen zijn bovendien erg groot met aan het ene uiterste de dermatologen (11%) en aan het andere de cardiologen (61%). Ook het percentage raadplegingen bij geconventioneerde tandartsen ligt met 27% een pak lager dan de 42% geconventioneerde tandartsen zou doen vermoeden.

Het IMA concludeert dan ook dat het officiële toetredingspercentage geen representatieve indicator van de werkelijke situatie is. Het grote aantal zorgverstrekkers dat weinig of geen ambulante activiteit heeft, blaast de officiële statistieken over de conventionering op. Daarom pleit het IMA voor een indicator op basis van het volume van de ambulante activiteit of voor de uitsluiting van artsen met weinig of geen ambulante activiteit. Dat zou een beter beeld geven van de toegankelijkheid.

Filip Ceulemans