HGR waarschuwt voor ongepaste tests naar voedselallergie

Het aantal tests naar voedselovergevoeligheden neemt toe. Maar zijn ze ook altijd even nuttig? Op die vraag geeft de Hoge Gezondheidsraad een negatief antwoord. 

In 2018 verzocht toenmalig minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) de Hoge Gezondheidsraad (HGR) een advies te formuleren over de plaats van de bepaling van specifiek immunoglobuline E (IgE) en immunoglobuline G (IgG/G4) in de diagnostiek en therapeutische oriëntatie bij voedselovergevoeligheden. De Block stelde de vraag omdat het aantal dergelijke laboratoriumtesten sterk toenam en zij vermoedde dat dit niet enkel een gevolg was van een toenemend aantal voedselovergevoeligheden, maar ook van een toename van het aantal ongepaste testen, testen die geen diagnostische waarde hebben. Om een foute behandeling van de patiënt te voorkomen en de betaalbaarheid van de gezondheidszorg te garanderen, is het essentieel om ongepaste testen te vermijden. Deze testen kunnen leiden tot foutieve diagnoses, ongerechtvaardigde ongerustheid en onnodig dure diëten die de levenskwaliteit van de patiënten en hun familie aantasten. 

Hoewel allergieën, waaronder voedselallergieën, vaak voorkomen en de incidentie bij kinderen lijkt te stijgen, is er slechts een beperkte kennis bij het publiek. Volgens de HGR is er eveneens bij zorgverstrekkers een tekort aan expertise in de diagnostiek van IgE-gemedieerde voedselallergie. Dat heeft invloed op de (h)erkenning van de ziekte en de gevolgen voor de volksgezondheid. Om een correcte diagnose te verzekeren, werkte de HGR vier aanbevelingen uit: 

  1. Specifieke IgG-bepalingen hebben geen plaats in de correcte diagnose van een voedselallergie noch in geval van niet-immunologische voedselovergevoeligheden. Deze bepalingen leiden tot foute diagnoses met belangrijke medische, sociale en financiële repercussie op patiënt, omgeving en maatschappij. De totale IgE-test levert geen klinisch relevante informatie op in de diagnostiek van voedselallergie. 
  2. Op voorwaarde dat ze worden gecombineerd met klinische evaluatie, zijn specifieke IgE-testen op basis van voedselextracten en hun moleculaire verbindingen (CRD-testen) gevalideerd voor het bevestigen van bepaalde voedselallergieën. 
  3. Er is een zeer groot aanbod aan laboratoriumdiagnostiek voor voedselallergie waarvan de resultaten absoluut niet éénduidig geïnterpreteerd kunnen worden. De aanvrager moet bijgevolg in staat zijn de juiste testen voor te schrijven, de resultaten van de biologische analyses correct te doorgronden en te vergelijken met bevindingen van andere aanvullende testen, zoals huidtesten en vooral orale voedselprovocatietesten, om zo de juiste diagnostische conclusies te kunnen trekken. Vooraleer een test voor te schrijven, moet eerst een uitgebreide anamnese plaatsvinden. De anamnese moet gebeuren door een arts met voldoende expertise in allergologie. 
  4. De medische gemeenschap dient geïnformeerd te worden over de onzin en gevaren van niet-gevalideerde en controversiële laboratoriumtesten bij het vermoeden van een voedselallergie. 

Filip Ceulemans