Vorig jaar kreeg de federale ombudsdienst ‘Rechten van de patiënt’ zeventig klachten binnen gericht tegen een huisarts, 57 in Vlaanderen en dertien in Franstalig België. Dat blijkt uit het Jaarverslag 201 dat de federale ombudsdienst onlangs publiceerde.
Het Jaarverslag 2016 dat de Federale ombudsdienst ‘Rechten van den patiënt’ onlangs publiceerde, is het dertiende sinds de oprichting van de dienst in 2003. Een eerste opvallende vaststelling die de ombudsdienst maakt, is de forse stijging van het aantal klachten in vergelijking met het voorgaande jaar. In 2016 registreerde de dienst 858 klachten, tegenover 792 in 2015. Dat betekent een stijging van maar liefst 8%. Daarmee krijgt de stijgende tendens van de voorgaande jaren een vervolg. Van deze klachten behoren er 315 tot de bevoegdheid van de federale ombudsdienst.
De reden waarom een patiënt een klacht indient bij de ombudsdienst kan sterk variëren. 116 klachten waren het gevolg van een fout gelopen technische handeling, terwijl 106 klachten er kwamen om het gedrag van een zorgverstrekker aan te klagen. 52 klachten hielden verband met het bekomen van een afschrift van een dossier en 49 klachten hielden verband met de informed consent. Tandartsen zijn de beroepsgroep die het vaakst voorwerp van een klacht zijn (141), gevolgd door huisartsen (70) en apothekers (60). Van de 315 dossiers die de federale ombudsdienst behandelde, resulteerden er 76 in een contact tussen de ombudsdienst en de geviseerde zorgverstrekker. In veertig gevallen ging het om uitwisseling van gegevens over de feiten, in zestien gevallen volgde er een overdracht van een of meerdere documenten uit het patiëntendossier en zes dossiers mondden uit in een voorstel tot financiële regeling. In elf dossiers werd bemiddeling geweigerd of was de zorgverstrekker onbereikbaar.
Het Jaarverslag bevat niet enkel data van de klachten die patiënten in 2016 indienden, maar ook een aantal aanbevelingen. In een eerste aanbeveling pleit de federale ombudsdienst voor de organisatie van specifieke opleidingen in communicatietechnieken voor zorgverstrekkers. “Elk patiëntenrecht verwijst immers op één of andere manier naar de communicatie tussen de patiënt en de zorgverstrekker en dit in de vorm van een respectvolle omgang, van de uitwisseling van informatie over de gezondheidstoestand, over diens evolutie, over de behandelingsmogelijkheden, over de toestemming van de patiënt, over de gegevens van het patiëntendossier, over de vertrouwelijkheid van de aldus ontstane dialoog enzovoorts.” Niet toevallig organiseert de ombudsdienst naar aanleiding van 15 jaar Wet Patiëntenrechten in november een colloquium met als thema ‘De communicatie beroepsbeoefenaar-patiënt’.
Een tweede aanbeveling slaat op het patiëntendossier. De ombudsdienst vindt het van prioritair belang dat men werk maalt van de bepaling van een minimale inhoud van het dossier en van de minimale bewaartermijn, én dat voor elke zorgverstrekker. Als mogelijk voorbeeldland verwijst de ombudsdienst naar Luxemburg. Het groothertogdom legde de minimale inhoud wettelijk vast en bepaalde de minimale bewaartermijn op tien jaar. Nog inzake het patiëntendossier dringt de ombudsdienst aan op duidelijkheid over de begrippen ‘persoonlijke notities’ en ‘gegevens met betrekking tot derden’.
Zie ook: Jaarverslag 2016 federale ombudsdienst "Rechten van de patiënt"