“Voorzichtig met DOAC”

28 jun 2018

Het Riziv publiceerde zopas het rapport van de consensusvergadering die het in november vorig jaar organiseerde over het rationeel gebruik van orale anticoagulantia (directe (DOAC) of vitamine K-antagonisten (VKA)) in voorkamerfibrillatie (trombo-embolische preventie) en veneuze trombo-embolie (behandeling en secundaire preventie).

Eind november vorig jaar organiseerde het Riziv voor de 38ste maal een consensusconferentie, ditmaal met als onderwerp het rationeel gebruik van orale anticoagulantia (directe (DOAC) of vitamine K-antagonisten (VKA)) in voorkamerfibrillatie (trombo-embolische preventie) en veneuze trombo-embolie (behandeling en secundaire preventie). Een van de taken van het Comité voor de Evaluatie van de Medische Praktijk inzake Geneesmiddelen (CEG), een onderdeel van het Riziv, is de organisatie van twee van dergelijke conferenties per jaar. Deze vergaderingen zijn bedoeld om de medische praktijk inzake geneesmiddelen in een bepaalde sector te evalueren en te vergelijken met niet-medicamenteuze behandelingen.

Het CEG organiseerde deze consensusconferentie omdat sinds vorige consensusconferenties over de behandeling van deze aandoeningen er een nieuwe farmaceutische klasse binnen de anticoagulantia beschikbaar is, de directe orale anticoagulantie. Bovendien worden die steeds vaker gebruikt. De consensusvergadering beperkte zich tot de twee hoofdindicaties van de DOAC, namelijk trombo-embolische preventie in geval van (niet-valvulaire) voorkamerfibrillatie en de behandeling en secundaire preventie in geval van veneuze trombo-embolie.

De jury van de consensusvergadering stelt vast dat de DOAC een beperkt klinisch voordeel biedt ten opzichte van VKA en vindt daarom dat er meer evidentie nodig is in bepaalde, goed afgelijnde groepen zoals ouderen met frialty. Het grote voordeel van de DOAC is het gebruiksgemak en het feit dat er in tegenstelling tot bij VKA geen bloedcontroles nodig zijn om de behandeling met DOAC op te volgen. Niettemin adviseert de jury een regelmatige opvolging bij de voorschrijvende arts (elke drie maanden), om bepaalde klinische eigenschappen op te volgen die de halfwaardetijd van DOAC kunnen verlengen (nierfunctie, leverfunctie,…). Het is ook belangrijk dat artsen en apothekers de mogelijke interacties met andere geneesmiddelen bewaken die het risico op bloedingen of trombose bij de patiënt kunnen verhogen.

Een negatief punt van de DOAC is de maatschappelijke kost die veel hoger ligt dan bij VKA. Omdat de jury geen inzage heeft in de overeenkomsten die de farmaceutische industrie heeft gesloten met het Riziv over de terugbetaling, kan ze geen objectief oordeel uitspreken over de doelmatigheid. Daarom spoort de jury de artsen aan rekening te houden met zowel de beperkte winst als de uitgesproken maatschappelijke kost. Om de therapietrouw beter in beeld te brengen, stelt de jury voor nationale registers aan te leggen. Onderzoek waarom de behandeling werd stopgezet of waarom werd overgeschakeld naar een andere anticoagulans maakt het mogelijk om de zwakke punten van de therapietrouw beter aan te pakken en oplossingen hiervoor te zoeken. Ten slotte pleit de jury voor de ontwikkeling van ziekenhuizen voor anticoagulatie omdat dit zeker op lange termijn een voordeel biedt op het vlak van monitoring, opvolging en begeleiding van patiënten onder anticoagulantia.


Zie ook: Het rationeel gebruik van de orale anticoagulantia directe (DOAC) of vitamine K antagonisten (VKA) in voorkamerfibrillatie (trombo-embolische preventie) en veneuze trombo-embolie (behandeling en secundaire preventie)