Voor- en nazorg bariatrische geneeskunde kan beter

3 jul 2020

Bariatrische ingrepen zijn enkel succesvol indien ze vooraf en achteraf voldoende worden begeleid. Ook de huisarts heeft hierin een rol te spelen. Dat stelt het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) in een nieuw rapport.

Ongeveer 1% van de Belgen heeft zich al laten opereren om gewicht te verliezen. Bariatrische ingrepen zijn doeltreffend en hebben langdurig effect op voorwaarde dat de patiënt nadien zijn voedingsgewoonten en gedrag aanpast. De kans op succes wordt nog groter als ze zich medisch, nutritioneel en psychologisch laten opvolgen, zowel vóór als tot minstens twee jaar na de ingreep. Het KCE stelde samen met het Intermutualistisch Agentschap (IMA) vast dat de geboden begeleiding sterk durft te verschillen van ziekenhuis tot ziekenhuis. Ze pleiten daarom voor een meer uniforme en multidisciplinaire aanpak. De ingrepen zouden tevens enkel mogen worden uitgevoerd door chirurgen die aan bepaalde voorwaarden voldoen.

De onderzoekers van het KCE stelden vast dat de manier waarop een patiënt wordt voorbereid op bariatrische chirurgie heel erg verschilt tussen de ziekenhuizen. Zo moet er vóór elke operatie in principe een overleg plaatsvinden waaraan naast de chirurg, minstens één internist en een klinisch psycholoog/psychiater deelnemen, opdat de ingreep wordt terugbetaald. De samenstelling en werking van dit multidisciplinaire team verschilt echter sterk tussen de ziekenhuizen. Zo ondertekenen soms de leden van het team het verslag, zonder dat er echt overleg heeft plaatsgevonden. Het KCE beveelt daarom aan dat er voor elke patiënt een face-to-face multidisciplinair overleg plaatsvindt, waaraan ook een diëtist deelneemt, en waarbij ook het advies van de vaste huisarts van de patiënt, eventueel schriftelijk, wordt gevraagd.

Omdat de patiënt terdege moet worden geïnformeerd over de ingreep en de mogelijke gevolgen ervan, is een diepgaand gesprek aangewezen. Indien dit ernstig wordt gedaan, neemt het veel tijd in beslag. Daarom stelt het KCE voor minstens drie maanden te laten tussen het eerste gesprek en de ingreep. Dat geeft de patiënt voldoende bedenktijd om na te gaan of hij klaar is voor de ingreep.

Al te vaak denken de patiënten dat na de ingreep alles gefikst is. Niets is minder waar. Het echte werk begint dan pas. Er moet dan ook ten allen tijden vermeden worden dat de patiënt niet komt opdagen voor de follow-up afspraken. Voor de vrij intensieve nazorg moeten het ziekenhuis en de huisarts nauw samenwerken. In principe duurt deze nazorg twee jaar, maar kan verlengd worden indien de patiënt meer intensieve zorg nodig heeft. 

Filip Ceulemans