VGSO niet te spreken over aantal Franstalige geneeskundestudenten

Het enorme overaanbod aan Franstalige studenten dat de studies geneeskunde aanvat, schiet de Vlaamse studenten geneeskunde in het verkeerde keelgat.

Sinds drie jaar hanteert Vlaanderen een numerus fixus om studenten toe te laten tot de studies geneeskunde. Het systeem kwam er in de plaats van de numerus clausus omdat via dat laatste systeem nog te veel studenten instroomden in verhouding tot het contingent Riziv-nummers dat op het einde van de studies beschikbaar is. In tegenstelling tot Vlaanderen houdt Franstalig België wel vast aan een toegangsexamen met een numerus clausus. Nicolas De Cleene, voorzitter van het Vlaams Geneeskundig Studenten Overleg (VGSO) vindt de keuze voor een numerus fixus nochtans logisch: “Door het gebruik van een numerus fixus – tegenover de verlaten numerus clausus – kan men op een nog efficiëntere manier de instroom in de opleiding geneeskunde bewaken. Hierdoor kan men garanderen dat onze Vlaamse geneeskundestudenten een Riziv-nummer krijgen bij aanvang van de vervolgopleiding.”

De gevolgen van het Franstalige vasthouden aan de numerus clausus laten zich meteen zien: “In Vlaanderen ligt het aantal geslaagden op 130% van het contingent, in Franstalig België op 220%. In het zuiden van het land zal er dan ook een te hoog aantal afgestudeerde basisartsen zijn. Aan Vlaamse zijde moeten we jaarlijks gemotiveerde kandidaten de toegang tot de artsenopleiding ontzeggen. In Wallonië start telkens een te hoog aantal studenten voor het afgesproken contingent, hetgeen een risico is omdat wij dat in Vlaanderen niet zouden tolereren. We zien echter elk jaar dat dit teveel aan Waalse afstuderende studenten toch een Riziv-nummer krijgt, wat eigenlijk onacceptabel is ten opzichte van Vlaanderen”, reageert de VGSO-voorzitter verontwaardigd. 

De Cleene vindt het fout om bij de steeds vaker terugkerende discussie over het artsentekort in Vlaanderen te wijzen naar het toelatingsexamen. “Het probleem situeert zich niet enkel bij de instroom tot de opleiding. Ook de uitstroom speelt een belangrijke rol binnen de planning van het medisch aanbod. Met het toelatingsexamen laten we een begrensd aantal studenten in de opleiding toe, daarna komt de opdracht om hen naar de juiste vervolgopleiding te begeleiden en hierin de juiste verhoudingen te bekomen. Een belangrijk begrip hierbij is ‘knelpuntspecialismen’. Tegenover tekorten in bepaalde specialismen, staat een overaanbod bij andere specialismen. Jonge gynaecologen, chirurgen en anesthesisten hebben het steeds moeilijker om een job te vinden door het lage aantal vacatures. De oplossing bestaat uit meerdere aspecten. Naast de nood aan het vroegtijdig informeren van studenten in de basisopleiding over de huidige tekorten of overschotten, is ook een verhoging van de blootstelling aan de knelpuntspecialismen in de basisopleiding een voor de hand liggende oplossing. Een lastiger, maar minstens even belangrijk aspect, is een opwaardering van de knelpuntspecialisaties.”

Filip Ceulemans