Rol en plaats van de controlearts

28 okt 2021

In een omstandig advies geeft de Nationale Raad van de Orde der Artsen zijn visie op de plaats en de rol van de controlegeneeskunde. De Nationale Raad verduidelijkt de deontologische richtlijnen voor controleartsen en in geval van betwisting van arbitrageartsen.

Het advies komt er mede om in regel te zijn met de nieuwe bevoegdheden van de Orde der Artsen zoals geformuleerd in het Koninklijk Besluit van 1 juni 2021 over de aanduiding van controleartsen en artsen-scheidsrechters en over de klachtenprocedure in de privésector. 

De wet van 13 juni 1999 omschrijft de controlegeneeskunde als de medische activiteit die door een arts wordt verricht in opdracht van een werkgever om de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval van een werknemer te controleren. Eerder concludeerde de Nationale Raad reeds dat de controlegeneeskunde onder het toepassingsgebied valt van de wet op de patiëntenrechten, wat onder meer impliceert dat de patiënt recht heeft op een kwaliteitsvolle dienstverstrekking, informatie en inzage in zijn medisch dossier. Ook de aanwezigheid van een vertrouwenspersoon tijdens het onderzoek behoort tot de rechten van de patiënt. De controlearts mag dit slechts in zeer uitzonderlijke gevallen weigeren. 

De opdracht van een controlearts is strikt gelimiteerd. Hij stelt geen diagnose als dusdanig en schrijft geen medicatie of extra ziektedagen voor. Hij gaat enkel na of de werknemer werkelijk arbeidsongeschikt is en verifieert de waarschijnlijke duur van de arbeidsongeschiktheid. Soms tracht een werknemer een attest van arbeidsongeschiktheid te verkrijgen van zijn behandelende arts omwille van een conflict met de werkgever. Dit is deontologisch ontoelaatbaar. De behandelende arts en desgevallend de controlearts hebben de taak om de patiënt/werknemer duidelijk te maken dat een arbeidsongeschiktheid geen oplossing zal bieden. Zij kunnen de patiënt de weg wijzen naar bijvoorbeeld zijn syndicaat of een gepaste hulpverlening en ondersteuning.

De inschatting van het verband tussen werkmilieu en ziekte is de taak van de behandelende arts, die het best geplaatst is om hierover te oordelen. Deze strikt persoonlijke belevingen en ervaringen worden door de patiënt-werknemer bij voorkeur besproken binnen de vertrouwelijke sfeer van een arts-patiëntrelatie, waar alle garanties betreffende zwijgplicht aanwezig zijn. In overleg met de patiënt kan de behandelende arts zo nodig contact nemen met de arbeidsgeneesheer om een oplossing te zoeken voor de bestaande problematiek. De controlearts moet zich beperken tot de medische controle van de patiënt. Hoewel hij van mening kan verschillen, geeft hij geen oordeel over de behandeling en de zorgkwaliteit van de behandelende arts.

De controlearts heeft de deontologische plicht om, zonder onderscheid, een empathische, toegewijde en respectvolle houding tegenover iedere patiënt aan te nemen. Hij communiceert op een correcte en begrijpelijke manier met hem. De provinciale raden van de Orde der artsen zijn bevoegd om desgevallend tuchtrechtelijk op te treden in geval van deontologische klachten tegen controleartsen. Sinds kort behoort eveneens het beoordelen van ‘elke klacht betreffende de organisatie van de controle, de bevoegdheid, een gebrek aan onafhankelijkheid of een beroepsfout van een controlearts of een arts-scheidsrechter’ tot de bevoegdheid van de Orde der artsen.

Een werknemer mag niet weigeren een controlearts te ontvangen en zich door hem te laten onderzoeken. De patiënt loopt anders het risico zijn recht op loon te verliezen. De controlearts kan een medisch onderzoek uitvoeren en geeft zijn bevindingen weer aan de patiënt. Gaat de patiënt niet akkoord met de bevindingen, dan noteert de controlearts dat op het document met zijn bevindingen. Vervolgens brengt de controlearts de werkgever op de hoogte over zijn conclusies. Hij deelt geen informatie mee over de diagnose noch enig andere medische vaststelling. Ook over de vermoedelijke evolutie van de ziekte geeft de controlearts geen informatie aan de werkgever. 

Hoewel er geen strikt wettelijke verplichting bestaat op overleg van de controlearts met de behandelende arts, vindt de Nationale Raad dat de controlearts in het belang van de patiënt contact moet opnemen met de behandelende arts alvorens de periode van arbeidsongeschiktheid te wijzigen. Dit contact dient rechtstreeks tussen de beide artsen te gebeuren en niet via de patiënt. Deze deontologische verplichting volgt uit het feit dat de arbeidsongeschiktheid een essentieel element uitmaakt van de behandeling. Enkel de behandelende arts kent de behandelingscontext van zijn patiënt. Bijgevolg dient de controlerende arts de nodige bijkomende informatie in te winnen voor hij een beslissing neemt die deze van de behandelende arts wijzigt. Ook de voorschrijvende arts draagt verantwoordelijkheid om bereikbaar te zijn voor de controlearts. De Orde ontvangt geregeld klachten over controleartsen die geen contact opnemen met de behandelende arts of dit pas doen na het nemen van hun beslissing en over behandelende artsen die moeilijk of zelfs niet bereikbaar zijn.

Bij elke onenigheid over de arbeidsongeschiktheid streven de controlearts, de patiënt en de behandelende arts in de eerste plaats ernaar om te overleggen en tot een consensus te komen. Wanneer de werknemer de beslissing van de controlearts betwist, kan binnen twee werkdagen na het verslag van de controlearts aan de werkgever in eerste instantie in collegiaal overleg een arts-scheidsrechter worden aangeduid. De beslissing van de arbitragearts is bindend. Wanneer de patiënt niet akkoord gaat met de beslissing van de arts-scheidsrechter, kan hij de zaak alsnog laten beslechten door de arbeidsrechtbank.

Filip Ceulemans