De remgelden bestaan bijna vijftig jaar in ons land. Oorspronkelijk een relatief eenvoudig systeem, werd dat met de jaren steeds gedifferentieerder en dus ook complexer. Op vraag van het Riziv bestudeerde het federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) een aantal pijnpunten van het huidige systeem. De conclusie van het KCE (en de daaraan verbonden aanbevelingen) ligt voor de hand: het systeem moet vereenvoudigd worden.
Er is een veelvoud van factoren die momenteel bepalen hoeveel remgeld een patiënt betaalt voor een raadpleging of huisbezoek van een huisarts: statuut en leeftijd, al dan niet chronisch ziek zijn, overdag, ‘s avonds of in het weekend, enz. Het KCE pleit voor het afschaffen van factoren zoals het aantal patiënten dat de huisarts per huisbezoek ziet of de woonplaats van de patiënt (thuis of in een instelling). Bij raadplegingen of bij huisbezoeken is het remgeld bij kwetsbare patiënten (verhoogde tegemoetkoming of Omnio-statuut) een vast bedrag. Bij andere, gewoon verzekerden is dit meestal een bepaald percentage van het honorarium.
Het KCE beveelt aan om voor iedereen het principe van het vast bedrag toe te passen, en het remgeld dus los te koppelen van de hoogte van het ereloon van de huisarts of specialist. In een adem waarschuwt het kenniscentrum er ook voor ondoordacht te vereenvoudigen. Er is vereenvoudiging met een visie nodig, stelt het KCE.
Een ander idee dat het KCE lanceert, is dat van de maatschappelijke waarde die mee de hoogte van het remgeld bepaalt. Dat moet volgens het Kenniscentrum leiden tot een grotere kwaliteit en doeltreffendheid van de gezondheidszorg. De hoogte van het remgeld voor geneesmiddelen is momenteel enkel afhankelijk van de ernst van de aandoening. Het KCE ging verder en bekeek een systeem waarbij de hoogte van het remgeld wordt bepaald op basis van de maatschappelijke waarde van het geneesmiddel (Value-based insurance of VBI). Het principe dat bij VBI gehanteerd wordt is “hoe hoger de maatschappelijke waarde, hoe lager het remgeld”.
VBI kan uiteraard ook toegepast worden op raadplegingen of andere prestaties. Naast de ernst van de aandoening wordt de waarde bepaald door de (kosten) effectiviteit, billijkheid en de beschikbaarheid van alternatieve behandelingen. De beste resultaten worden behaald wanneer VBI gecombineerd wordt met een ‘disease management programma’. De Belgische zorgtrajecten voor patiënten met diabetes type 2 of chronische nierinsufficiëntie zijn daar een voorbeeld van. Een evaluatie is wel nodig om na te gaan of dergelijke programma’s hun doelstellingen bereiken.