Orde schort therapeutische vrijheid in ziekenhuis tijdelijk op

5 nov 2020

Tijdens de COVID-19-pandemie, met dreigende schaarste, moeten therapeutische vrijheid en professionele autonomie in het ziekenhuis tijdelijk plaatsmaken voor een eendrachtig en krachtdadig optreden onder leiding van de hoofdarts. Dat zegt de Nationale Raad van de Orde der Artsen in een opmerkelijk advies.

Door de toenemende COVID-19-pandemie staat de capaciteit aan ziekenhuisbedden zwaar onder druk in ons land. Er dreigt schaarste zowel qua mankracht als qua ondersteunende middelen. Hierdoor dreigen patiënten die ernstig ziek zijn en dringende zorg nodig hebben, geen kwaliteitsvolle dienstverlening te krijgen. Deze vaststelling noopt de Nationale Raad van de Orde der Artsen tot een opmerkelijke stellingname die geldig is voor de duur van de pandemie.

In het advies wijst de Nationale Raad erop dat artsen in deze crisissituatie de deontologische en ethische plicht hebben om niet-dringende medische zorg te staken en voorrang te verlenen aan acute pathologie. Op ethisch vlak is elke arts in een rampscenario moreel verplicht de hoogste prioriteit te geven aan het redden van zoveel mogelijk mensenlevens en het vrijwaren van zoveel mogelijk kwaliteitsvolle levensjaren. In de huidige crisissituatie betekent het dat de toewijzing van de beddencapaciteit, mankracht en ondersteunende middelen hoofdzakelijk moet gaan naar ernstig zieke patiënten, zowel COVID- als non-COVID-gerelateerd. Een coördinatiecel onder leiding van de hoofdarts bepaalt de strategie en treedt binnen het ziekenhuis op als eenheid van commando en communicatie. 

In de huidige situatie zijn volgens de Orde volgende beginselen primordiaal: de collegiale plicht, het streven naar een consensus bij probleemsituaties, de nadruk op ethisch handelen met respect voor de patiënt, derden en de samenleving en het principe dat de belangen van de patiënt en van de samenleving primeren boven het financieel eigenbelang. Het vervullen van zijn maatschappelijke rol is voor de arts momenteel primordiaal. Het is de deontologische plicht van elke arts om bij te dragen tot een optimale verdeling van de beschikbare middelen. Daartoe is het nodig om de beslissingen van de hoofdarts en de coördinatiecel te aanvaarden en loyaal uit te voeren. Indien men het met deze beslissingen oneens is, dan kan met argumenten en in het belang van de patiënten om een herziening worden gevraagd. Het ontwijken van de beslissingen van de hoofdarts is deontologisch onaanvaardbaar. 

Filip Ceulemans