Nederlandse huisartsen zijn gelukkiger dan hun Britse collega’s. Dat staat althans te lezen in een artikel dat gelijktijdig verscheen in de BMJ en het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Maar waarom dan wel?
Het dagelijks bestaan van een Nederlands en een Brits huisarts is grotendeels vergelijkbaar: hun loon (iets hoger in Groot-Brittannië), hun werktijden en de tijd die ze besteden aan een patiënt. Parttime werk is in beide landen ingeburgerd en de bevolking vergrijst er aan ongeveer hetzelfde tempo, wat voor vergelijkbare problemen zorgt bij de huisartsen uit beide landen. Nog een parallel: zowel in Nederland als in Groot-Brittannië is de druk op het zorgbudget erg groot en wordt er voortdurend bezuinigd in de gezondheidszorg.
Maar er zijn ook frappante verschillen. Groot-Brittannië telt een structureel en groeiend tekort aan huisartsen. Vorig jaar raakten 451 stageplaatsen niet opgevuld. In Nederland daarentegen zijn er 1200 kandidaat-huisartsen voor 750 stageplaatsen. Volgens Roger Damoiseaux, hoogleraar huisartsgeneeskunde aan de universiteit van Utrecht, is een van de belangrijkste factoren de goede vertegenwoordiging van de huisartsen. De Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) verenigt 80% van de actieve huisartsen en drukt zo zijn stempel op het gezondheidsbeleid. In Groot-Brittannië bestaat er niet iets zoals een belangenvereniging van huisartsen. 79% van de Britse huisartsen mag dan wel aangesloten zijn bij de British Medical Association (BMA), het lukt hen niet om van hieruit de belangen van de huisarts ten volle te verdedigen.
Nog een verschil waar Damoiseaux op wijst, is de verwevenheid tussen academische huisartsgeneeskunde en de praktijk. Net als de Vlaamse hoogleraars huisartsgeneeskunde, is Damoiseaux een of meerdere dagen per week actief in een huisartsenpraktijk. In Groot-Brittannië is dat ondenkbaar, waardoor er meteen een kloof ontstaat tussen de huisarts ten velde en de hoogleraar ‘in zijn ivoren toren’. Door de link tussen universiteit en het werkveld is het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) in staat om tot tevredenheid van zowel de academische wereld als de huisartsen in de dagelijkse praktijk richtlijnen uit te vaardigen voor de huisartsgeneeskunde. Deze richtlijnen voor en door huisartsen worden door de huisartsen breed gedragen. In Groot-Brittannië worden de richtlijnen geschreven door een overheidsinstelling, het National Institute Care Excellence (NICE). Het draagvlak is er veel minder groot omdat deze richtlijnen niet specifiek voor huisartsen geschreven worden.
Ten slotte is er het imago van de huisarts. In Nederland, waar de huisarts door de overheid als een volwaardig partner wordt aanzien, is dat erg goed. In het Verenigd Koninkrijk is dat een ander paar mouwen. In de media is het beeld van de huisarts niet altijd even positief. Daar wordt toe bijgedragen door sommige universiteiten die erg neerbuigend doen over de huisartsgeneeskunde en de opleiding vaak zelfs helemaal niet aanbieden.
Al deze aspecten samen maken dat de huisarts in Nederland gelukkiger is dan in Groot-Brittannië. En vooral dat er bij onze noorderburen meer studenten geneeskunde een positieve keuze voor de huisartsgeneeskunde maken.