KCE vraagt patiënt naar zijn behoeften

13 jan 2022

Gezondheidsinnovaties zijn vaak eerder gestuurd door het aanbod vanuit de industrie, de ziekenhuizen en de zorgverstrekkers dan vanuit de vraag van de patiënt. Om daar verandering in te brengen ontwikkelde het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidzorg (KCE) een methode om de belangrijkste onvervulde behoeften van patiënten op een wetenschappelijke en gestructureerde manier te identificeren. 

De behoefte aan gezondheidszorg wordt in onze contreien doorgaans goed ingevuld. Niettemin bestaan er ook in een land als België onvervulde zorgbehoeften. Soms is er voor een aandoening slechts een beperkte of – in het slechtste geval – helemaal geen doeltreffende behandeling. De huidige wetenschap heeft spijtig genoeg niet voor alle problemen een pasklaar antwoord. Soms worden er echter onvoldoende middelen uitgetrokken om tegemoet te komen aan onvervulde behoeften van de patiënt. Het onderzoek wordt vaak gestuurd door commerciële belangen en de inspanningen zijn niet altijd gericht op de aandoeningen met de grootste of meest onvervulde behoeften. “Daardoor beantwoorden de innovaties die op de markt komen vaak aan een ‘behoefte’ die meer aansluit bij het aanbod (industrie, ziekenhuis, zorgverstrekker) dan bij de behoeften van de patiënt, die vaak verder gaan dan de behoefte aan een medische behandeling”, stelt het KCE vast. De overheid is zich van deze problematiek bewust en probeert er een mouw aan te passen door bijvoorbeeld te investeren in weesgeneesmiddelen of door de vergoeding voor veelbelovende geneesmiddelen voor belangrijke onvervulde medische behoeften te versnellen.  

Een andere reden waarom de onvervulde behoeften niet worden ingevuld, is de moeilijkheid om deze bij patiënten in kaart te brengen. Er bestaat geen wetenschappelijk gevalideerde manier om ze te meten. Dat zou een essentiële eerste stap zijn om er op een gestructureerde manier rekening mee te houden in het gezondheidsbeleid. Het KCE stelt deze week een rapport voort dat een methode bevat om dergelijke patiëntenbehoeften systematisch en objectief te verzamelen. De eerste stap is het identificeren van de aandoeningen met grote onvervulde behoeften door de analyse van databanken. Daarbij wordt in eerste instantie gekeken naar de vierjaarlijkse gezondheidsenquête van wetenschappelijk instituut Sciensano. Deze analyse moet worden aangevuld met een uitnodiging aan patiënten(organisaties), mantelzorgers en zorgverstrekkers om aandoeningen in te dienen die verder onderzoek vragen. Valkuil hierbij is vermijden dat de meest ‘vertegenwoordigde’ aandoeningen niet worden bevoordeeld omdat ze vaker voorkomen of een sterke patiëntenorganisatie hebben. 

In een tweede fase moet elke geïdentificeerde aandoening grondig worden bestudeerd om volledige en wetenschappelijk onderbouwde informatie te krijgen over de bestaande behandelingen, met hun voor- en nadelen. Het KCE stelt voor een onafhankelijk wetenschappelijk orgaan de opdracht te geven een programma op te stellen om de behoeften van de patiënten in kaart te brengen en de mogelijkheden te onderzoeken hierover internationaal samen te werken. De resultaten van de patiëntenbehoeftenstudie zouden vervolgens kunnen worden gebruikt in de terugbetalingsprocedures van het Riziv. Ze kunnen ook worden gebruikt om zorgverstrekkers beter te informeren over de werkelijke behoeften van patiënten. De industrie en de instanties die onderzoek financieren, krijgen een beter zicht op de gebieden waar prioritair onderzoek nodig is om aan de behoeften van de patiënt tegemoet te komen. Het KCE is van mening dat dit zowel de kwaliteit als de doeltreffendheid van de gezondheidszorg ten goede zal komen. “Hoe centraler de behoeften van de patiënt staan, hoe doeltreffender de zorg is in termen van een betere gezondheid en kwaliteit van leven van patiënten”, aldus het KCE. “Het is dus een manier om de zorg efficiënter te maken (doeltreffender voor een gegeven investering van overheidsdiensten) en tegelijk de patiënt centraal te stellen, een andere belangrijke waarde van het Belgische gezondheidszorgsysteem.” 

Filip Ceulemans