Naar jaarlijkse gewoonte gaf het Intermutualisch Agentschap (IMA) een update van de cijfers over het aantal huisartsencontacten in België. De meest recente cijfers gaan over 2022.
In 2022 had 85% van de Belgische bevolking minstens één contact met een huisarts. Dit percentage is exclusief de 4,9% van de bevolking die zijn ingeschreven bij een medisch huis. Vrouwen ouder dan 15 jaar gaan vaker naar de huisarts dan mannen, en de contacten liggen ook hoger bij Belgen met een kwetsbare socio-economische status.
De cijfers verschillen naargelang de leeftijd, geslacht en gewest. Kinderen en jongeren gaan minder naar de huisarts dan ouderen, al is dat verschil kleiner geworden. Volwassen vrouwen zien de huisarts meer dan volwassen mannen. In Brussel ligt het aantal personen met minstens één contact lager dan in Vlaanderen en Wallonië. De helft van de kinderen jonger dan 4 jaar zag een huisarts in 2021, in tegenstelling tot bijna 8 op 10 kinderen in Vlaanderen en Wallonië.
Gemiddeld aantal contacten
Patiënten die in 2022 minstens één contact met een huisarts hadden, hadden er dat jaar gemiddeld 6. In 2017 waren het er gemiddeld 5,3. In Vlaanderen heeft een patiënt gemiddeld 6,2 contacten met zijn huisarts, in Wallonië 5,9 en in Brussel 5,2. Vrouwen vanaf 15 jaar hebben gemiddeld iets vaker contact met de huisarts dan mannen. Personen met een verhoogde tegemoetkoming hebben in alle leeftijdsgroepen gemiddeld een hoger aantal contacten.
Ongeveer 80% van de patiënten is trouw aan hun huisartsenpraktijk, wat betekent dat ze geen contact hadden bij een andere praktijk dan diegene waar ze doorgaans naartoe gaan. Dit percentage is stabiel gebleven in de afgelopen jaren.
Aandeel van de wijkgezondheidscentra
Het aandeel van de wijkgezondheidscentra is de voorbije jaren gestegen. In 2012 was 2,7% van de Belgen ingeschreven in een medisch huis, terwijl dit percentage in 2022 4,9% bedroeg. In Brussel was 16,2% van de patiënten ingeschreven in een medisch huis, vergeleken met 5,5% in Wallonië en 2,7% in Vlaanderen.
Wim Torbeyns