Zorgverleners onder druk: welzijnsrapport legt knelpunten bloot

Uit de nationale welzijnsenquête Be.well.pro, gecoördineerd door de FOD Volksgezondheid en Sciensano, blijkt dat het mentaal welzijn van zorg- en hulpverleners in België onder druk staat. De bevraging, waaraan bijna 35.000 professionals deelnamen, biedt een gedetailleerd beeld van de werkbeleving en de psychosociale belasting binnen de sector. In Vlaanderen namen ruim 17.000 respondenten deel, wat een solide basis biedt voor regionale inzichten.

Hoewel Vlaamse zorgverleners gemiddeld iets beter scoren dan hun collega’s in Brussel en Wallonië, blijven de cijfers zorgwekkend. Zo loopt 8,9% van de Vlaamse respondenten een hoog of zeer hoog risico op burn-out, en voelt 36,9% zich mentaal of fysiek uitgeput door het werk. Vooral jongere beroepsgroepen zoals artsen in opleiding, verpleegkundigen en technologen medische beeldvorming rapporteren verhoogde uitputtingsscores.

De werktevredenheid in Vlaanderen is relatief hoog: slechts 3,4% van de respondenten geeft een score van 0–3 op 10. Toch voelt bijna een kwart zich onvoldoende gewaardeerd voor hun inzet. Wat jobretentie betreft, ziet slechts de helft van de Vlaamse zorgverleners zichzelf tot aan het pensioen in de huidige functie blijven. Positief is dat 76,5% van hen bereid zou zijn langer te blijven mits aangepast werk, wat wijst op een potentieel voor retentie via maatwerk. 

De werk-privébalans blijft een belangrijk aandachtspunt. In Vlaanderen ervaart 66,1% van de respondenten een negatieve impact van het werk op het privéleven. Ook emotionele belasting scoort hoog: 71,8% van de Vlaamse zorgverleners geeft aan regelmatig geconfronteerd te worden met emotioneel veeleisende situaties. Deze factoren zijn sterk gecorreleerd met burn-out en uitval.

Huisartsen scoren iets beter

Uit deze analyse blijkt dat huisartsen in vergelijking met andere zorgprofessionals gemiddeld beter scoren op verschillende welzijnsindicatoren. Zo ligt het risico op burn-out bij huisartsen op 9,1%, tegenover 12,5% gemiddeld in de sector. Ook de uitputtingsscore is lager (35,4% versus 41,4%), en slechts 7,8% van de huisartsen geeft aan weinig tevreden te zijn met het werk.

Wat opvalt, is dat huisartsen zich in grote mate willen engageren voor de lange termijn: 64,6% ziet zichzelf tot aan het pensioen in de huidige functie blijven, en 83,2% zou dit zeker doen indien het werk aangepast wordt. De intentie om de sector of organisatie aan te bevelen aan anderen is eveneens hoog: respectievelijk 62,9% en 84,8% van de respondenten geeft aan dit te willen doen.

Toch zijn er ook duidelijke aandachtspunten. Huisartsen rapporteren hoge emotionele belasting. 85,8% ervaart deze als hoog of zeer hoog, tegenover 71,1 over alle beroepsgroepen heen. Ook de negatieve impact van het werk op het privéleven ligt met 80,3% beduidend hoger dan het gemiddelde van 68,6%. Deze cijfers onderstrepen de nood aan structurele maatregelen rond werkorganisatie en ondersteuning. 

Op het vlak van autonomie scoren huisartsen opvallend goed: slechts 2,1% ervaart weinig zelfstandigheid in het werk. De ervaren steun van leidinggevenden en collega’s is gemiddeld, al geeft 19,2% aan zich niet voldoende ondersteund te voelen door collega’s, en 12,3% mist een sterk teamgevoel.

Aanbevelingen

De onderzoekers formuleren duidelijke aanbevelingen: investeer in mensgericht leiderschap, versterk structureel de werkorganisatie en differentieer welzijnsbeleid per beroepsgroep en levensfase. Het rapport benadrukt dat welzijn een fundamenteel onderdeel is van geïntegreerde zorg, en dat gerichte actie op alle beleidsniveaus noodzakelijk is om de duurzaamheid van het zorgsysteem te waarborgen.

Wim Torbeyns