In een nieuw rapport over de opmars van seksueel overdraagbare infecties raadt het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) huisartsen aan proactiever hun patiënten hierover aan te spreken.
Het aantal gevallen van seksueel overdraagbare infecties (soi’s) neemt niet alleen wereldwijd maar ook in België onrustwekkend toe. Vooral de toename van chlamydia, gonorroe en syfilis baart zorgen. Zeker omdat ze door een toegenomen antibioticaresistentie moeilijker te behandelen zijn. Chlamydia komt het vaakst voor bij jonge vrouwen en is goed voor de helft van de nieuwe soi’s. Gonorroe en syfilis komen dan weer vaker voor bij mannen die seks hebben met mannen.
Het zette het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) ertoe aan voor het eerst een richtlijn op te stellen voor de diagnose en behandeling van deze aandoeningen. De richtlijn, vooral bestemd voor huisartsen, moet ervoor zorgen dat de opsporing en aanpak van de infecties op een uniforme, wetenschappelijk onderbouwde manier gebeurt. In de komende maanden krijgen huisartsen een gratis online tool ter beschikking die hen kan begeleiden bij het ter sprake brengen van seksuele gezondheid. Het KCE neemt zich tevens voor vijfjaarlijks een update te maken van de richtlijn omdat het bewijsmateriaal snel evolueert. Bij elke update krijgt ook de online tool een update.
Het KCE roept huisartsen en huisartsenorganisaties op de richtlijn te verspreiden en toe te passen. Het vraagt tevens aan huisartsen om elke soi, zoals vereist, door te spelen aan de bevoegde instanties. Voorts pleit het kenniscentrum voor een betere communicatie tussen artsen en laboratoria. “Artsen zouden de klinische gegevens op basis waarvan een infectie wordt vermoed aan de laboratoria moeten bezorgen. Dat is vooral belangrijk voor syfilis. Op hun beurt zouden de laboratoria de resultaten op een begrijpbare manier aan de huisarts moeten bezorgen. Ze moeten voor syfilis aangeven in welk stadium de infectie zich bevindt en voor syfilis en gonnoroe de exacte anatomische locatie van de positieve test. Ze dienen ook richtlijnen mee te geven voor de genezing.” De Belgische Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid (BAPCOC) wordt gevraagd deze aanbevelingen te integreren in de Belgische gids voor anti-infectieuze behandeling in de ambulante praktijk voor het onderdeel gonorroe en syfilis.
Ook het Riziv krijgt een vraag van het KCE: “Herbekijk de nomenclatuurcodes voor de diagnose van gonorroe en chlamydia.” Het kenniscentrum stelt meteen ook enkele concrete wijzigingen voor: de terugbetaling van de gecombineerde gonorroe/chlamydia NAAT-test en het niet langer baseren van de terugbetaling van de gecombineerde test op testfrequentie en/of leeftijd. Voorts stelt het KCE voor naast de nomenclatuurcode voor een cultuur voor de diagnose van gonorroe ook een code in te voeren voor een cultuur voor antibioticaresistentiebepaling bij symptomatische patiënten. Het wetenschappelijk instituut Sciensano ten slotte krijgt als opdracht mee de surveillance van soi’s performanter te maken.
Filip Ceulemans