Soa-patiënt heeft recht op privacy

1 aug 2019

Een arts mag de seksuele partner van een patiënt gediagnosticeerd met een soa enkel inlichten mits toestemming van de patiënt.

Op vraag van het federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) onderzocht de Nationale Raad van de Orde der Artsen de opportuniteit van het versturen van een brief ter verwittiging van de sekspartner van een patiënt gediagnosticeerd met een soa, zonder bekendmaking van de identiteit van de patiënt, om hem aan te moedigen zich te laten screenen. Het informeren van de sekspartner van zo’n patiënt behoort tot de kern van de preventie van seksueel overdraagbare aandoeningen. De Nationale Raad geeft artsen advies hun patiënt aan te sporen om sekspartners zelf te informeren. De arts kan zijn patiënt helpen bij het uitwerken van de manier waarop de boodschap best wordt gebracht en voorstellen eventueel aanwezig te zijn.

Een patiënt kan echter wensen geen contact te hebben met (voormalige) sekspartners. De arts moet die beslissing respecteren en kan de sekspartner enkel verwittigen mits toestemming van de patiënt. Daarbij bestaat de mogelijkheid van het versturen van een brief voor soa-screening die de identiteit van de patiënt niet vermeldt. Dat betekent echter niet dat de sekspartner niet zelf de identiteit van de soa-patiënt achterhaalt. Bovendien kan zo’n brief leiden tot paniek. Wordt er toch een brief gestuurd, dan moet dat met de nodige omzichtigheid gebeuren. Op de gesloten omslag moet de melding ‘vertrouwelijk’ staan en er mag geenszins melding gemaakt worden van een organisatie als Sensoa die aan soa’s wordt gelinkt.

De arts vermeldt in het medisch dossier welke beslissing in samenspraak met de patiënt werd genomen. Ook wanneer er geen contact wordt genomen met de sekspartner van de patiënt, ontslaat dat de arts niet van zijn wettelijke verplichting bepaalde overdraagbare aandoeningen aan te geven bij de overheid.

Filip Ceulemans