COVID-19 weegt zwaar op alle zorgverstrekkers, niet in het minst op de huisarts. Dat zegt de Nationale Raad van de Orde der Artsen.
De tweede golf van de pandemie hakt zwaar in op het artsenkorps. Er was nauwelijks tijd om te herstellen van de eerste golf en het verwerken van de werkoverlast veroorzaakt door de uitgestelde zorg, stelt de Nationale Raad van de Orde der Artsen vast. “Veel collega’s zijn erg ziek geworden. Enkele collega’s hebben de strijd tegen het verschrikkelijke virus verloren en hun leven geofferd voor de zieke medemens. De bijdrage van huisartsen in de bestrijding van de COVID-19-pandemie is niet te onderschatten. Dat wordt te weinig belicht in de media omdat het gewone werk in de huisartsgeneeskunde weinig spectaculaire taferelen oplevert. Nu de winterkwalen de werkbelasting van de eerstelijnsartsen nog zal opdrijven, wordt van hen verwacht dat ze onvermoeibaar hun plicht blijven vervullen tegenover hun patiënten. Zij zullen dit ongetwijfeld doen!”
De Nationale Raad doet een oproep om huisartsen de aandacht, steun en bescherming te geven die ze verdienen omdat hun taak primordiaal is om de gezondheidscrisis het hoofd te bieden. Zij kennen immers de noden van het terrein als geen ander. Hun kennis is daarom van het grootste belang bij het treffen van beleidsbeslissingen. Willen de huisartsen hun job verder blijven uitvoeren zoals het hoort, dan moeten er maatregelen worden genomen om de uitoefening ervan te vergemakkelijken. Daarbij kijkt de Orde in eerste instantie naar een vermindering van de administratieve rompslomp. Die kan immers een kwalitatieve zorgverlening – de fundamentele taak van de huisarts – in de weg staan. Het wegwerken van nutteloze getuigschriften zou een eerste stap zijn. “De overheid dient de omstandigheden waarin een medisch getuigschrift geëist kan worden van de behandelende arts te verduidelijken en in te perken”, vindt de Nationale Raad. Ook de strategieën voor het testen en opvolgen van patiënten zonder symptomen moeten worden geherdefinieerd en verfijnd waarbij de impact op de praktijkvoering van de huisarts in rekening moet worden genomen.
Filip Ceulemans