Nadat de invoering eerder al tweemaal werd uitgesteld, gaat de nieuwe regeling voor zuurstoftherapie toch nog op 1 juli in voege. De nieuwe conventie is het resultaat van een rapport van het KCE van vorig jaar waarin erop gewezen werd dat de kosten voor zuurstoftherapie in de thuissituatie de pan uitrezen.
In juni vorig jaar publiceerde het Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg (KCE) een rapport over het gebruik van zuurstoftherapie in de thuissituatie. De conclusie van dat rapport kan makkelijk samengevat worden: de kosten stijgen veel te snel. Iets genuanceerder luidde het dat de regeling veel te ingewikkeld was en dat er een hoop patiënten met zuurstof behandeld werd, terwijl er geen wetenschappelijke indicatie is om dat ook effectief te doen. Begin dit jaar besliste het Riziv daarom om de conventie die de terugbetaling van medicatiezuurstof regelt, volledig te herbekijken. In een moeite door moet het voorstel ook een besparing van ongeveer 15 miljoen euro met zich meebrengen. Dat alles resulteerde in een nieuw voorstel, dat daarna onder meer na gelobby van de longartsen opnieuw wijzigde. Het is van de verklaringen waarom de invoering ervan steeds werd uitgesteld. Eerst was dat voorzien voor 1 mei, daarna 1 juni. Volgens het Riziv zou de regeling nu toch op 1 juli definitief ingevoerd worden.
Hoofdstuk IV
In de nieuwe regeling wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen een behandeling op korte en een op lange termijn. Enkel voor de behandeling op korte termijn met gasvormige zuurstof of een oxyconcentrator gebeurt de levering nog via de gewone apotheek. Het voorschrift van korte termijn zuurstoftherapie aan huis op voorschrift van een huisarts wordt beperkt to drie indicaties: acute hypoxemie , hypoxemie bij palliatieve patiënten en clusterhoofdpijn. Wil een patiënt in aanmerking komen voor een langdurige behandeling, dan moet hij opgenomen worden in een conventie af te sluiten met een longarts of een kinderarts. De bevoorrading voor deze patiënten verloopt via de apotheek van een ziekenhuis.
De vergoeding van gasvormige zuurstof en een oxyconcentrator wordt geregeld via hoofdstuk IV. Er is dus toestemming van de adviserend arts van het ziekenfonds nodig. Aan de bewoordingen van de voorwaarden voor toestemming werd op vraag van het ASGB nog wat gesleuteld. Uiteindelijk werd dat: “In de aanvraag moet de hypoxemie klinisch gedocumenteerd zijn. De aanvraag moet daarom de volgende elementen bevatten: de diagnose van de aandoening die aan de basis ligt van de acute hypoxemie (bijvoorbeeld COPD of chronisch hartfalen) en een omschrijving van de klachten die hierop wijzen (bijvoorbeeld cyanose of tachypneu) en/of het resultaat van de recent uitgevoerde saturatietesten.”