Medewerkers in de zorg tonen veerkracht, maar psychologische ondersteuning blijft belangrijk

Tijdens de Covid-19-pandemie peilde de ZorgSamen Barometer naar het mentaal welbevinden van al wie werkt in zorg en welzijn. De Barometer werd al drie keer afgenomen: begin april, begin mei en begin juni. Een vergelijking van de resultaten toont dat een aantal acute stressklachten dalen; tegelijk blijven de indicatoren die te maken hebben met langdurige druk onveranderd. Er is dus veerkracht bij het personeel, maar psychologische ondersteuning blijft belangrijk en wenselijk. 

In totaal vulden 8.350 personen (april: 2.918; mei: 3.298; juni: 2.134) de online bevraging in, zowel artsen, verpleegkundigen, management & administratie, welzijnswerkers en andere zorgverleners participeerden uit verschillende sectoren (ziekenhuizen, woonzorgcentra, voorzieningen voor personen met een beperking, eerstelijnszorg, welzijn en geestelijke gezondheidszorg). 

Grote impact op persoonlijk vlak

Om de impact van Covid-19 op de psychische reacties te meten, bevroeg de Barometer persoonlijke psychische reacties zoals angst, vermoeidheid, flashbacks, hyperalertheid enz. Elke deelnemer gaf een score van 0 (nooit last van) tot 10 (altijd last van) voor zowel de afgelopen week als onder normale omstandigheden. 

Psychische reacties op persoonlijk vlak: percentage deelnemers met een score van 7 of hoger (bevragingen april, mei, juni)

Bij de eerste bevraging in april rapporteerden de bevraagden 3 tot 7 maal meer negatieve gevoelens in vergelijking met normaal. Een zeer ruime meerderheid gaf aan “onder druk te staan” (62%), “zich vermoeid te voelen” (56%) en “hyperalert te zijn” (62%). Normaal is dat slechts 24%, 22% en 22%. 27% van de zorgverleners zei “flashbacks” te hebben (normaal 8%), 23% sprak over “concentratiestoornissen” (normaal 7%). Meer dan 1 op 3 zorgverleners (37%) gaf aan “angst” te hebben, terwijl in een normale situatie slechts 5% daarmee te maken heeft.

Drie acute stressreacties (angst, onder druk staan en hyperalertheid) daalden in mei en juni aanzienlijk. Dat is een positief teken van veerkracht. De psychische reactie met het grootste verschil tussen vóór Covid en tijdens was er voor “angst”. Die angstscore was het meest uitgesproken in de maand april bij verpleegkundigen. De factoren die veeleer te maken hebben met langdurige druk (vermoeidheid, slaaptekort, geen regelmaat in het leven, concentratiestoornissen, ongelukkig & neerslachtig) bleven voor de 3 meetperiodes nagenoeg onveranderd. Uit deelanalyses blijkt dat de scores van verpleegkundigen en het management op bijna alle reacties hoger liggen dan de andere beroepsgroepen. 

Professionele impact

Een aantal vragen peilde naar de professionele impact van de crisis, onder meer het gevoel er alleen voor te staan, twijfelen aan kennis en kunde, onzekerheid binnen het team en het verspreiden van risicovolle aspecten zijn in april significant hoger dan normaal en blijven nagenoeg onveranderd tijdens de 3 metingen. De factor “willen stoppen met het uitoefenen van het beroep” stijgt zelfs licht over de 3 meetperioden heen. In juni scoort bijna 20% een 7 of hoger. Bij artsen en verpleegkundigen ligt dit het hoogst, met een sterke verhoging bij artsen tussen april en de maanden mei en juni.

Psychische reacties op professioneel vlak: percentage deelnemers met een score van 7 of hoger (bevragingen april, mei, juni)

Meer schuldgevoel

De tweede Barometer (mei) bevroeg ook het schuldgevoel. 36% van de respondenten gaf toen aan zich erg schuldig te voelen omdat ze hun werk niet in normale omstandigheden konden uitvoeren. Meer dan 1 op 3 kampte met een schuldgevoel dat ze het virus misschien zouden overdragen naar de eigen familie. Een kwart van de bevraagden sprak dan weer over “ernstig schuldgevoel over het infectierisico naar andere patiënten, bewoners, cliënten of collega’s”.

Waar steun zoeken?

De Barometer ging ook na in welke mate de deelnemers tijdens de voorbije week hun emoties en gedachten hadden gedeeld met andere mensen. Daaruit blijkt dat de meesten een beroep deden op de normale en meest voor de hand liggende steunpilaren: partner, eigen collega’s en vrienden buiten de organisatie. Het blijkt dat online systemen of een helpdesk psychosociale opvang niet werden gebruikt. Er werd weinig beroep gedaan op een psycholoog of professioneel opgeleide ondersteuner maar één deelnemer op zes gaf wel aan hier een behoefte te hebben. 

Opmerkelijk is de score van de leidinggevende. 43% gaf aan hiermee positief gepraat te hebben, voor 12% was dat een negatieve ervaring, 30% had geen behoefte om in gesprek te gaan met de leidinggevende over emoties en gedachten, 15% gaf aan het niet gedaan te hebben maar er wel nood aan te hebben. 

Ondersteuningsmechanismen tijdens COVID19

Wat betreft de verwachte ondersteuning in de toekomst wijst 60% van de deelnemers de leidinggevende aan als de persoon waar men zeker of waarschijnlijk ondersteuning van zal nodig hebben om emoties en gedachten te delen. Een psycholoog en huisarts worden door bijna 15% van de medewerkers aangeduid als nodige ondersteuner. 

De Barometer van De ZorgSamen toonde dat de impact van de COVID19 pandemie op zorgverleners en welzijnswerkers niet te onderschatten is. Ze werden gesteund met handgeklap, witte lakens en geschenken. Nu dit voorbij is, blijft de druk op de zorg hoog. De heropstart van de normale activiteiten vraagt om nieuwe uitdagingen. Het nieuwe normaal is niet normaal en nog ongekend. Hoewel angst en hyperalertheid terug richting normale scores gaan, moet er aandacht blijven voor vermoeidheid en lichamelijke klachten. De directe persoonlijke en professionele omgeving, én professionals moeten de medewerkers in zorg en welzijn blijven ondersteunen.

De online bevraging werd ontwikkeld door een samenwerkingsverband van verschillende universiteiten onder leiding van prof. Kris Vanhaecht van het Instituut voor Gezondheidzorgbeleid (LIGB) van de KU Leuven. Prof. Stephan Claes (UPC KU Leuven) en Prof. Kris Van den Broeck (UA) deelden hun expertise in de uitwerking van de Barometer. Dr. Deborah Seys, Dr. Bianca Cox en Dr. Luk Bruyneel, postdoctoraal medewerkers aan het LIGB, maakten de statistische analyse.