In een opmerkelijk advies stelt de Koninklijke Academie voor Geneeskunde (KAG) dat het Koninklijk besluit van 23 augustus 2014 een gevaar inhoudt voor de patiëntveiligheid en voor een kwaliteitsvolle verstrekking van de gezondheidszorg.
De wettelijke uitoefening van de geneeskunde wordt in ons land geregeld door het KB nr. 78 van 10 november 1967. Om toegang te krijgen tot de curatieve gezondheidzorg moet elke (basis)arts na het behalen van zijn diploma een bijkomende beroepsopleiding volgen onder leiding van een erkende stagemeester in een erkende stagedienst. Dat is nodig om een bijzondere beroepstitel te kunnen behalen. Deze beroepsopleiding resulteert in het verkrijgen van een aan discipline gebonden Riziv-nummer dat toegang verleent tot het wettelijk verrichten van specifieke medische prestaties. Voor huisartsen en haio’s zijn dat de nummers 003 tot en met 008.
Er is wel een uitzondering gemaakt voor artsen zonder bijkomende beroepsopleiding tot huisarts of specialist die al een praktijk hadden voor 31 december 1994. Zij hebben een Riziv-nummer eindigend op 001 of 002 en worden algemeen geneeskundigen met verworven rechten genoemd. Daarnaast bestaan er algemeen geneeskundigen zonder verworven rechten (009 of 000) die geen algemene geneeskunde uitoefenden voor 1 januari 1995. Vaak gaat het hier om artsen die buiten het curatieve circuit werken (legerartsen, onderzoeksartsen, verzekeringsartsen, enz.). Tot voor kort konden deze 009-artsen (ingeschreven voor 1 januari 2005) voorschriften maken en raadplegingen en adviezen aanrekenen. De 000-artsen (ingeschreven na 1 januari 2005) konden volgens een beslissing van het Verzekeringscomité enkel een voorschrift maken. Het ontwerp van KB dat deze regeling vastlegde, haalde echter nooit het Belgisch Staatsblad, met de nodige rechtsonzekerheid voor 000-artsen tot gevolg. Het aantal geregistreerde artsen zonder specifieke bijkomende beroepsopleiding wordt in ons land geschat op drieduizend, waarvan er volgens recente Riziv-cijfers bijna vierhonderd actief zijn in de curatieve gezondheidzorg.
Toenmalig minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Laurette Onkelinx (PS) vaardigde net voor het einde van de regering Di Rupo het KB van 23 augustus 2014 uit waardoor sinds 1 november 2014 alle artsen ingeschreven bij de Orde van Geneesheren geneeskundige prestaties mogen uitvoeren. Basisartsen verwerven hierdoor het recht op het opstellen van voorschriften voor geneesmiddelen, onderzoeken en behandelingen, het recht op attesteren van een raadpleging en het recht op het aanrekenen van bepaalde technische geneeskundige verstrekkingen. Tot hier is er voor de KAG geen vuiltje aan de lucht. “Met dit KB heeft de regelgever een terechte regularisatie willen doorvoeren opdat algemeen geneeskundigen (001 en 002) die vandaag al actief zijn in de curatieve gezondheidszorg, hun verworven rechten niet zouden verliezen. In het MB van 1 maart 2010 was er voor hen een overgangsperiode vastgelegd van vijf jaar die afliep op 1 maart 2015, om te voldoen aan de erkenningscriteria van een minimale medische activiteit, het bijhouden van medische dossiers, deelname aan wachtdienst en permanente vorming.” Voldeed de arts niet aan deze voorwaarden dan kon de minister op advies van de erkenningscommissies huisartsgeneeskunde de erkenning intrekken.
Het KB van 23 augustus 2014 is echter niet alleen van toepassing op artsen die reeds vroeger zijn afgestudeerd, maar ook op elke titularis van een artsendiploma die vanaf vandaag afstudeert. En daar nijpt voor de KAG het schoentje. “Dit KB opent daarmee de deur tot het verrichten en aanrekenen van medische prestaties in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging door alle basisartsen die afstuderen na het academiejaar 2014-2015 en die niet aan een vervolgopleiding kunnen beginnen voor het behalen van een bijzondere beroepstitel wegens het overschrijden van het vastgelegde contingent”, aldus de KAG. Dit probleem wordt echt acuut op het einde van het academiejaar 2018 wanneer er naar schatting 2700 studenten geneeskunde afstuderen buiten contingent: 2200 aan de Franstalige en 500 aan de Nederlandstalige universiteiten.
“Door toepassing van het KB van 23 augustus 2014 komen de patiëntveiligheid en een kwaliteitsvolle verstrekking van gezondheidszorg op verschillende wijzen in gevaar: er ontstaan twee soorten artsen zonder dat het verschil tussen (basis)arts en erkende huisarts duidelijk zal zijn voor de bevolking; aangezien de medische prestaties beperkt zijn en de honoraria voor een raadpleging lager liggen in vergelijking met deze voor een erkende huisarts, ontstaat het gevaar voor overconsumptie en uitoefening van alternatieve geneeskundige praktijken door deze basisartsen”, waarschuwt de KAG.
De KAG formuleert daarom acht aanbevelingen:
-
De vastgelegde contingenten voor huisartsen en specialisten moeten strikt nageleefd worden.
-
Het KB van 23 augustus 2014 moet integraal opgeschort worden.
-
Alle basisartsen, ingeschreven bij de Orde van Geneesheren, afstuderend na het academiejaar 2014-2015, kunnen het Riziv-nummer 000 verwerven. Dit geeft hen enkel het recht tot het voorschrijven van geneesmiddelen, onderzoeken en behandelingen.
-
Gevestigde basisartsen zonder beroepsopleiding, ingeschreven na 1 januari 1995 (000-artsen) en actief binnen de curatieve gezondheidszorg met minstens een minimale activiteit, dienen een apart Riziv-nummer te krijgen.
-
Gevestigde basisartsen, actief buiten de curatieve gezondheidszorg moeten voor de specifieke uitoefening van hun beroep toegang blijven hebben tot de Riziv-nomenclatuur. Deze artsen zouden eveneens een apart Riziv-nummer moeten krijgen.
-
Artsen in opleiding en erkende specialisten in de gerechtelijke geneeskunde moeten een apart Riziv-nummer krijgen.
-
Een degelijke, permanente en verplichte deelname aan een controle op de kwaliteitsvolle uitoefening van de geneeskundige verzorging (systeem van accreditering) dient verder uitgewerkt te worden voor alle artsen die prestaties verrichten in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging.
-
Minimale kwaliteitscriteria voor beroepsopleiding en voor geneeskundige verzorging dienen verder uitgewerkt te worden op Europees niveau in het kader van het vrij verkeer van personen binnen Europa.