Het Fonds voor de Medische Ongevallen (FMO) kampt na zeven volledige jaren werking nog steeds met een achterstand veroorzaakt door de problemen bij de opstart. Dat blijkt uit het jaarrapport 2019 dat deze week werd gepubliceerd.
Jaarlijks komen er bij het Fonds voor de Medische Ongevallen (FMO) zo’n 500 nieuwe dossiers binnen. Vorig jaar lage het met 459 dossiers iets lager dan de voorgaande jaren. Het aantal afgewerkte dossiers blijkt stabiel ondanks de inspanningen die werden gedaan om de operationele processen te verbeteren. De achterstand die werd opgelopen bij de opstart van het FMO neemt wel verder af, zowel procentueel als in absolute cijfers.
Analyse van de tot eind 2019 afgewerkte dossiers leert dat meer dan vier dossiers op vijf (82%) situaties bevatten die niet in aanmerking komen voor een vergoeding. Slechts in 3% van de dossiers – 73 in totaal – kregen de aanvragers een vergoeding van het FMO. Daar kan nog 7% bijkomen wanneer de aansprakelijke zorgverstrekker of zijn verzekeraar weigert te vergoeden.
Van de 459 in 2019 ingediende dossiers kwam 54,24% uit Vlaanderen en iets meer dan 45% uit Franstalig België. 5% van de dossiers werden in de loop van het jaar gesloten, de overige 95% staat nog open. Een opmerkelijk verschil met het voorgaande jaar viel er vorig jaar vast te stellen bij de indiener van een aanvraag. Bijna twee derde van de dossiers (64,60%) werden in 2018 ingediend door het slachtoffer. In iets meer dan één geval op tien (11,70%) kwam de vraag van een advocaat, in bijna twee gevallen op tien (18,5%) van een verzekeringsinstelling. Vorig jaar daalde het aantal door een slachtoffer ingediende dossiers tot 57,8%. Het aandeel van de advocaten steeg daarentegen tot 17%, terwijl de aanvragen door verzekeringsinstellingen nagenoeg stabiel bleven (17%).
In 87% van de gevallen gebeurde het medisch ongeval in een ziekenhuis. De pathologieën waar het vaakst ongevallen voorkomen, zijn het osteoarticlair systeem (meer dan 35%), gevolgd door het spijsverteringsstelsel met net geen 15% en het urogenitaal systeem met iets meer dan 10%. Meer in detail opgesplitst wordt de top drie gevormd door een heupprothese (4,46%), een lumbale discectomie (3,78%) en een knieprothese (3,73%). Het rapport maakt geen onderscheid tussen huisartsen en specialisten. Maar gezien het grote aandeel van medische ongelukken in ziekenhuizen en de pathologieën waarop ze slaan, is het aandeel van huisartsen ongetwijfeld heel klein.
Filip Ceulemans