Kan een nabestaande van een overleden patiënt via het Fonds Medische Ongevallen inzage krijgen in het patiëntendossier van de overleden patiënt? Op die vraag van een arts formuleerde de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren een advies.
Wanneer een patiënt overleden is, kan de rechthebbende overeenkomstig artikel 4 van de wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg een procedure opstarten bij het Fonds Medische Ongevallen. Alleen mits uitdrukkelijke toestemming van deze rechthebbende kan het Fonds Medische Ongevallen toegang krijgen tot het patiëntendossier. “De wet voorziet dat na het overlijden van de patiënt de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad, via een door de verzoeker aangewezen beroepsbeoefenaar, het recht op inzage van het patiëntendossier hebben, voor zover hun verzoek voldoende gemotiveerd en gespecifieerd is en de patiënt zich hiertegen niet uitdrukkelijk heeft verzet.”
Heeft de patiënt zich tijdens zijn leven verzet tegen een inzagerecht door nabestaanden, dan kan de toestemming tot toegang tot het patiëntendossier voor het Fonds niet gegeven worden. Impliceert dit dat het Fonds daardoor over onvoldoende medische informatie beschikt om een oordeel te vellen, dan moet de rechthebbende afstand doen van de aanvraag tot schadevergoeding. “De Nationale Raad beveelt daarom de arts die geconfronteerd wordt met een weigering tot inzage na het overlijden aan de patiënt grondig te informeren over de eventuele gevolgen na het overlijden.”
Beroepsgeheim na overlijden
Ook wanneer de patiënt tijdens zijn leven geen verzet heeft aangetekend tegen een inzagerecht door nabestaanden, is de toegang tot het patiëntendossier toch niet onbeperkt. De Nationale Raad verwijst hiervoor naar een eerder advies over de ‘procedure voor het opvragen van een dossier door het Fonds Medische Ongevallen’. “Het komt de persoon die verantwoordelijkheid heeft over het patiëntendossier toe om te beslissen welke informatie hij doorstuurt naar het Fonds. Deze persoon vult zelf in wat dient verstaan te worden onder ‘alle documenten en informatie die nodig zijn om de oorzaken, omstandigheden en gevolgen van de schade als gevolg van gezondheidszorg, waarvoor de aanvraag is ingediend, te kunnen beoordelen’. Het beroepsgeheim blijft immers ook gelden na het overlijden van de patiënt.”
Zodra het Fonds zich in zijn motivering baseert op (medische) informatie moet deze informatie noodzakelijk aan de verschillende partijen worden meegedeeld. “Het gaat immers om een uitdrukking van het beginsel van de tegenspraak, dat rechtstreeks verbonden is met de uitoefening van de rechten van verdediging. Er dient evenwel te worden vermeld dat er geen sprake is dat alle elementen uit het dossier van het Fonds dienen overgedragen te worden: enkel de relevante stukken moeten aan de partijen worden meegedeeld.”
Daarom besluit de Nationale Raad dat de huidige wettelijke regeling voldoende waarborgen biedt opdat er via de procedure voor het Fonds Medische Ongevallen door een nabestaande/rechthebbende, geen rechtstreeks inzage/afschrift wordt gecreëerd van het patiëntendossier van de overleden persoon.
Zie ook: het volledige advies van de Orde van Geneesheren