Huisartsen ervaren hoge werkdruk

Een grootschalige bevraging van de federale overheidsdienst Volksgezondheid in opdracht van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) peilde onder meer naar de werkdruk bij huisartsen. De resultaten werden deze week gepubliceerd. 

De vele berichten over een tekort aan huisartsen op meerdere plaatsen in het land en daaruit voortvloeiend het invoeren van een patiëntenstop door veel huisartsen, zetten minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke ertoe aan de federale overheidsdienst Volksgezondheid de opdracht te geven een onderzoek uit te voeren naar de werkdruk van de huisartsen. Dat sluit aan bij de vijf pijlers van de New Deal waaraan momenteel de laatste hand wordt gelegd: zorgen voor voldoende en goed gespreide huisartsen(praktijken); verminderen van de zinloze administratieve overlast; verbeteren van de toegankelijkheid voor de patiënt; inzetten op een goed organisatiemodel dat de huisarts(praktijk) in staat stelt om voor meer mensen zorg te dragen; uitwerken van een evenwichtig financieringsmodel dat beter kan inspelen op beschikbaarheid, intra- en interdisciplinaire samenwerking; zorgcontinuïteit, kwaliteit, preventie en empowerment. 

Uit de enquête blijkt dat 73% van de werktijd van huisartsen gaat naar interacties met patiënten. Vlaamse, mannelijke en oudere huisartsen hebben kortere interacties met patiënten, terwijl huisartsen in Brussel minder wachturen doen. Aan een gemiddeld huisbezoek spendeert de huisarts 38 minuten, aan een raadpleging 21 minuten en aan een teleconsultatie 10 minuten. Vlaamse huisartsen geven voor elk van deze drie types patiëntencontacten een kortere duur aan dan huisartsen in Wallonië of Brussel. Opmerkelijk, maar niet eens zo verrassend, is het verschil in rijtijd voor huisbezoeken. In Brussel ligt die het laagst, in Wallonië het hoogst. 

Hoewel er vaak over patiëntenstops wordt gesproken, aanvaardt nog steeds een meerderheid van de huisartsen nieuwe patiënten, zij het vaak onder bepaalde voorwaarden. Ongeveer een vijfde van de huisartsen heeft wel een patiëntenstop ingevoerd. Een kwart accepteert nieuwe patiënten zonder voorwaarden, terwijl 58% zegt enkel onder bepaalde voorwaarden nog nieuwe patiënten aan te nemen. De nieuwe patiënten moeten bijvoorbeeld in een specifiek afgebakend gebied wonen of familie zijn van een huidige patiënt. De situatie verschilt van regio tot regio. Zo geeft in West-Vlaanderen 8% van de huisartsen aan geen nieuw patiënten te aanvaarden, terwijl dat in Oost-Vlaanderen 22% is. In Wallonië geldt vaker een patiëntenstop dan in Vlaanderen. Absolute uitschieter is Henegouwen, waar 27% van de huisartsen zegt geen nieuwe patiënten te aanvaarden. 

Uit de enquête blijkt dat huisartsen liever minder uren zouden werken. Als ideale werkweek wordt een week van 38 tot 40 uur naar voor geschoven. Dat staat in schril contrast met de realiteit. De helft van de huisartsen geeft aan 50 tot 64 uur per week te werken. 17% werkt zelfs meer dan 64 uur per week. Het zal niet verwonderen dat het aantal gewerkte uren toeneemt naargelang de leeftijd van de huisarts hoger is. Vrouwelijke huisartsen willen – meer dan hun mannelijke collega’s – de duur van de werkweek verkorten. 

Driekwart van de huisartsen (75%) ervaart de werkdruk als hoog tot zeer hoog. De meeste huisartsen denken dat hun werkdruk samenhangt met de hoeveelheid huisartsen in de regio, al blijkt dat niet te kloppen. 

Hoewel de meest acute fase van de coronapandemie achter ons ligt, werken de gevolgen volgens de huisartsen nog steeds door. De pandemie zorgde voor een toename van de hoeveelheid administratieve taken. Twee derde van de huisartsen geeft tevens aan dat de inhoud van consultaties tijdens de pandemie anders was dan voorheen. Patiënten kwamen met andere zorgvragen: over de pandemie uiteraard, maar ook meer over psychologische problematiek. Slachtoffer is preventie, waarvoor minder ruimte is. De meeste huisartsen vrezen dat deze situatie niet snel zal veranderen. Nog een gevolg van de pandemie is de toename van het aantal teleconsultaties. 

Een derde van de huisartsen geeft aan van type werkplek te willen veranderen. Van de huisartsen die nu in een individuele praktijk werken, wil 40% van werkplek veranderen, van de huisartsen actief in een groepspraktijk 27%. De populairste werkplek om naar over te stappen, is een groepspraktijk (met enkel huisartsen of multidisciplinair). Achter deze keuze gaan meerdere drijfveren schuil: de hoge werkdruk, de nood aan een multidisciplinaire aanpak en aan ondersteunend personeel en bezorgdheid om de verdere opvolging van patiënten wanneer het pensioen nadert.

Filip Ceulemans