Huisarts vaak betrokken bij euthanasie

27 okt 2016

In iets meer dan de helft van de gevallen is de huisarts de eerste verplicht geraadpleegde arts. Dat blijkt uit het zevende rapport van de federale Controle- en Evaluatie commissie Euthanasie dat begin deze week werd gepubliceerd.

Het tweejaarlijks verslag van de federale Controle- en Evaluatiecommissie Euthanasie, dat begin deze week werd gepubliceerd, slaat op de gegevens van de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2015. In 2014 ontving de commissie 1928 aangiftes, in 2015 waren dat er 2022. Het aantal aangiftes blijft toenemen, maar procentueel is de stijging minder groot dan de voorgaande jaren. De meeste aangiftes waren opgesteld in het Nederlands (80%). Dat fenomeen is al van bij de goedkeuring van de euthanasiewet gekend.

Euthanasie wordt bijna even vaak in de thuissituatie (44%) als in het ziekenhuis (42%) uitgevoerd. In 13% van de gevallen gebeurde de euthanasie in een rust- en verzorgingstehuis. Het aandeel van deze laatste plaats neemt lichtjes toe. De aandoening die het vaakst aan de basis van euthanasie ligt, is en blijft kanker (67,5%). Op verre afstand volgen polypathologieën (9,7%), ziekten van het zenuwstelsel (6,9%), hart- en vaatziekten (5,2%), mentale en gedragsproblemen (3,1%) en aandoeningen van de luchtwegen (3,1%). In 85% van de gevallen was de arts van oordeel dat de patiënt binnen afzienbare tijd zou overlijden. In 67 gevallen werd euthanasie uitgevoerd bij patiënten die niet meer bij bewustzijn waren en die een wilsverklaring hadden opgesteld.

verslag FCEEIn nagenoeg alle gevallen (99,8%) stelde de commissie vast dat de euthanasie medisch correct werd uitgevoerd. In 0,2% nam de commissie contact op met de artsen in kwestie om meer toelichting te krijgen over de gebruikte techniek. Slechts één dossier voldeed volgens de commissie niet aan de zorgvuldigheidseisen zoals die in de wet zijn opgenomen. Deze aangifte werd naar de procureur des konings doorgestuurd.

Uit het rapport blijkt verder dat in iets meer dan de helft van de gevallen (53,5%) een huisarts als eerste arts werd geraadpleegd door de patiënt die om euthanasie vraagt. Andere specialisten (38,7%) en palliatieve artsen (7,8%) worden beduidend minder vaak als eerste aangesproken. Bij een euthanasievraag van een niet-terminale patiënt moet verplicht een tweede arts aangesproken worden. Dat is in drie kwart van de gevallen een psychiater (73,2%). In de overige gevallen – vaak patiënten met polypathologie – worden ook andere specialisten (waaronder huisartsen) als tweede arts aangesproken.

De federale Controle- en Evaluatiecommissie beperkt zich niet tot het brengen van cijfermateriaal, maar geeft ook een aantal aanbevelingen. De eerste aanbeveling is gericht aan de overheid. Omdat de commissie vindt dat zowel de burger als de artsen correct geïnformeerd moeten worden, vraagt ze initiatieven hierrond. Ook de universiteiten en de hogescholen moeten tijdens de opleiding meer aandacht aan de problematiek besteden.

De commissie kijkt eveneens in de richting van de overheid wanneer de formele procedures ter sprake komen. “De procedure voor het vernieuwen van een wilsverklaring moet efficiënter worden. We vinden het opportuun om – net als in Nederland – een elektronisch registratiedocument in te voeren”, aldus de commissie.


Zie ook: Verslag van de FCEE op de website van de FOD Volksgezondheid