Een Belg op vier nam in 2014 minstens één antihypertensivum. Dat blijkt uit gegevens die Marc Van De Casteele (dienst hepatologie van de KU Leuven) voorstelde tijdens de consensusvergadering over het gebruik van geneesmiddelen bij arteriële hypertensie die begin deze maand werd gehouden.
In totaal namen in 2014 2.564.724 Belgen, ofwel ongeveer één op vier, ten minste één hypertensivum. Voor dat cijfer baseert dr. Van De Casteele zich op de gegevens van Farmanet. Hij voegt er wel meteen aan toe dat het gebruik van antihypertensiva verder gaat dan de behandeling van patiënten met arteriële hypertensie. De cijfers slaan immers op alle indicaties van deze geneesmiddelen: angor pectoris, chronisch hartfalen, portale hypertensie, diabetische nefrompathie, hyperthyroïdie en aritmie. De exacte indicatie is uit deze cijfers net af te leiden.
De belangrijkste groep geneesmiddelen binnen de antihypertensiva zijn de bètablokkers. In 2014 namen iets meer dan anderhalf miljoen Belgen deze geneesmiddelen, goed voor in totaal bijna 69 miljoen euro uitgaven door het Riziv. Naar uitgaven komen de sartanen en Ace-inhibitoren op de eerste plaats (respectievelijk iets meer dan 74 miljoen euro en iets meer dan 72 miljoen euro). Wat aantal gebruikers betreft, scoren de calciumantagonisten (36 miljoen euro voor 567.000 patiënten) en de diuretica eveneens hoog (26 miljoen euro voor 650.000 patiënten).