Het Intermutualistisch Agentschap (IMA) publiceerde nieuwe cijfers over het gebruik van medicatie tegen obstructieve luchtwegaandoeningen. Daarbij maakt het onderscheid tussen langdurig (≥90 dagdosissen per kalenderjaar) en occasioneel (<90 dagdosissen) gebruik. Omdat dezelfde medicatie gebruikt wordt voor astma en COPD kan het IMA geen onderscheid maken tussen deze ziekten. Astma duikt vaak op in de kindertijd en de klachten kunnen afnemen met het ouder worden. Als de ziekte onder controle blijft, kan de impact op de levenskwaliteit beperkt blijven. Bij COPD nemen de klachten toe naarmate de aandoening vordert. Patiënten met COPD hebben vaak ook andere chronische aandoeningen en hun levensverwachting is korter.
In 2022 werd bijna 6% van de Belgische bevolking langdurig behandeld voor obstructieve luchtwegaandoeningen. Sinds 2008 is dit percentage bijna met de helft gestegen. Daarnaast nam 2,3% van de bevolking deze medicatie ook occasioneel. Dit cijfer bleef relatief stabiel, met een korte dip in 2020 en 2021 ten gevolge van de verminderde circulatie van respiratoire virussen door de coronamaatregelen.
Het gebruik van deze medicatie is hoog bij jonge kinderen. Na de kindertijd neemt het langdurig gebruik toe met de leeftijd tot een piek van bijna 14% bij tachtigers. Er zijn ook regionale verschillen. Het chronisch gebruik is hoger in Wallonië dan in Vlaanderen en lager in Brussel. Ook het occasioneel gebruik is hoger in Wallonië, maar is in Brussel bijna hetzelfde als in Vlaanderen. Dat regionaal verschil kan deels verklaard worden door het hoger percentage dagelijkse rokers in Wallonië.
Nog opmerkelijk is dat personen die recht hebben op verhoogde tegemoetkoming vaker worden behandeld voor obstructieve luchtwegaandoeningen. De verhoogde tegemoetkoming wordt vaak gebruikt als een indicator voor socio-economische kwetsbaarheid, al heeft die dan ook z'n beperkingen.
Wim Torbeyns