Waaruit bestaat de dienstverlening van de regioteamleden van Kind en Gezin inzake post-partumdepressie?

22 mrt 2012

Doorheen de hele dienstverlening is het belangrijk dat regioteamleden aandacht hebben voor hoe de ouder zich voelt. Daarnaast wordt in de basisdienstverlening op 2 contactmomenten in het bijzonder gepolst naar een vermoeden van post-partumdepressie bij de moeder. Dit gebeurt op 6 weken en 3 maanden.

Regioteamleden maken tijdens deze contactmomenten post-partumdepressie bespreekbaar a.d.h.v. vragen, gebaseerd op NICE-richtlijnen:

  • Vraag 1: Heeft mama gedurende de laatste maand regelmatig last gehad van een down gevoel, depressie of hopeloosheid?
  • Vraag 2: Heeft mama gedurende de laatste maand regelmatig last gehad van weinig interesse of weinig plezier om dingen te doen?
  • Vraag 3: Is dit iets waar ze hulp bij wilt of nodig heeft?

Zodra de moeder “ja” antwoordt op één van de eerste 2 vragen, wordt de derde vraag eveneens gesteld. Indien de moeder ook hierop bevestigend antwoordt, start het regioteamlid het traject dreigende postpartumdepressie op voor verwijzing naar de huisarts voor diagnosestelling. Het regioteamlid verwijst bijgevolg naar de huisarts door op basis van een vermoeden van post-partumdepressie. De eigenlijk diagnosestelling gebeurt door de huisarts. De verwijzing kan desgewenst worden ondersteund door contactname met de huisarts, het inzetten van een brochure, het meegeven van een verwijsbrief, …

De opvolging na verwijzing bestaat eruit bij een volgend contact onder meer te bevragen hoe de moeder zich voelt en of er op de verwijzing werd ingegaan.

Marie-Jeanne Schoofs
Stafmedewerker gezondheidsbevordering en prenatale
Cel Kennisontwikkeling en Beleidsondersteuning