Het Nationaal Referentiecentrum Influenza vraagt in een recente communicatie aandacht voor de toenemende aanwezigheid van vogelgriepvirussen in wilde vogelpopulaties, ook in Europa. Deze virussen zijn inmiddels ook vastgesteld bij meer dan 80 zoogdiersoorten, waaronder melkvee in de Verenigde Staten en huiskatten in België. In sommige gevallen is er bewijs van overdracht tussen zoogdieren.
Hoewel menselijke infecties met zoönotische griepvirussen zeldzaam blijven en er tot op heden geen aanhoudende mens-op-mensoverdracht is vastgesteld, benadrukt het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) dat het risico voor beroepsmatig blootgestelde personen — zoals veehouders, dierenartsen en ruimers — als laag tot matig wordt ingeschat. Voor de algemene bevolking blijft het risico laag.
Voor huisartsen is het van belang om ook buiten het winterse griepseizoen (van juni tot begin oktober) alert te zijn. Bij patiënten met respiratoire klachten of griepachtige symptomen moet actief worden nagevraagd of er recent contact is geweest met zieke of dode dieren. Indien er sprake is van blootstelling aan een griepvirus van dierlijke oorsprong, moet de patiënt worden doorverwezen naar een ziekenhuis voor testafname. Huisartsenpraktijken nemen zelf geen stalen af. Vermoedelijke gevallen zijn meldingsplichtig en moeten onmiddellijk worden gerapporteerd aan het Departement Zorg.
Meer informatie over zoönotische griep en de te volgen stappen bij vermoede gevallen is beschikbaar via de FAQ van Sciensano: https://www.sciensano.be/nl/faq-zoonotische-influenza.
Raadpleeg hier de volledige brief van het Departement Zorg.
Wim Torbeyns