Multidisciplinaire aanpak van hartfalen vraagt structurele hervormingen in de eerste lijn

Op 28 november 2024 organiseerde het RIZIV, in samenwerking met het Comité voor de Evaluatie van de Medische Praktijk inzake Geneesmiddelen (CEG), een consensusvergadering over de aanpak van chronisch hartfalen. Centraal stond de implementatie van de geactualiseerde WOREL-richtlijn, die sinds kort ook op een meer gebruiksvriendelijke manier toegankelijk via de website van WOREL. De richtlijn beveelt een snelle en gelijktijdige opstart van vier medicatieklassen aan bij HFrEF (EF < 40%): ACE-inhibitoren of ARNi, β-blokkers, aldosteronantagonisten en SGLT2i. Voor patiënten met HFmrEF en HFpEF (EF ≥ 40%) wordt het gebruik van SGLT2i overwogen. De richtlijn legt daarnaast nadruk op zelfmanagement, educatie, revalidatie en multidisciplinaire opvolging.

Voor ondersteuning bij de implementatie van deze richtlijn verwijzen we door naar:

  • het themadossier hartfalen van Domus Medica (waar je onder meer steekkaarten, patiënteducatiemateriaal kan terugvinden)
  • de webinar over het multidisciplinair zorgpad hartfalen die Domus Medica op 9/12/25 organiseert

Om de implementatie van deze richtlijn in de eerste lijn verder te ondersteunen, formuleert het RIZIV consensusrapport hartfalen een aantal knelpunten die verholpen zouden moeten worden om optimale zorg voor patiënten met hartfalen te bevorderen.  

  • Zo is NT-proBNP niet terugbetaald, wat de diagnostiek bemoeilijkt. Ook de registratie van hartfalen in het elektronisch medisch dossier (EMD) is vaak onvolledig, wat samenwerking tussen zorgverleners hindert. Educatie door verpleegkundigen en hartfaleneducatoren wordt onvoldoende ondersteund door financiering, ondanks het belang ervan voor therapietrouw en zelfzorg. De jury van de RIZIV consensusvergadering hartfalen pleit voor structurele terugbetaling van educatie en revalidatie, en voor een gedeeld digitaal medicatieschema.
  • Een ander knelpunt betreft de terugbetalingsvoorwaarden van SGLT2i en ARNi, die enkel door specialisten mogen worden opgestart en verlengd. Dit vormt een barrière voor brede toepassing bij HFpEF-patiënten, die vaak in de eerste lijn worden opgevolgd. De jury stelt dat verlenging door de huisarts mogelijk moet zijn, mits stabiele klinische toestand, en dat de huidige criteria herzien moeten worden om onnodige consultaties en hospitalisaties te vermijden.
  • Tot slot benadrukt het RIZIV consensusrapport het belang van een gestructureerd zorgprogramma voor hartfalen, vergelijkbaar met dat voor diabetes. Multidisciplinaire samenwerking, ondersteund door duidelijke taakafspraken en technische infrastructuur, is essentieel om onderbehandeling en therapeutische inertie te vermijden.

Anneleen Janssen
Coördinator richtlijnen