KCE-rapport Gebruik eGezondheidsdiensten: meer gebruiksgemak en inspraak nodig

21 jan 2021

Op 19/1 publiceerde het KCE een syntheserapport rond het gebruik van eGezondheidsdiensten in België. De focus lag op het gebruik van deze diensten bij huisartsen, die als spil in de gezondheidszorg worden beschouwd en al in belangrijke mate gedigitaliseerd zijn. In het rapport werden de cijfers rond het gebruik van de eGezondheidsdiensten van de geïntegreerde praktijkpremie geanalyseerd (oa. geïnformeerde toestemming, Sumehr, Recip-e, CEBAM, eFact,…), en werd er vervolgens via literatuuronderzoek en focusgroepen met huisartsen uit verschillende regio’s dieper ingegaan op de succesfactoren en hinderpalen voor het meer gaan gebruiken van eGezondheidsdiensten.  
 
Uit de cijfers blijkt dat artsen in groepspraktijken makkelijker aan de drempels voor de praktijkpremie geraken voor solo-artsen. Als mogelijke oorzaak wordt hier gewezen naar de steun van collega’s bij het aanleren van nieuwe toepassingen, en de noodzaak om in een groepspraktijk op een meer gemeenschappelijke manier te gaan werken. De meest gebruikte eGezondheidsdiensten waren de geïnformeerde toestemming, al kan deze ook door andere zorgverleners of de patiënt zelf worden vastgelegd. Daarnaast ligt ook het gebruik van het elektronisch voorschrift (Recip-e) zeer hoog. Hoewel artsen positief stonden ten opzichte van administratieve diensten zoals eFact en eAttest, scoort het eAttest niet hoog qua gebruik. Artsen gaven wel aan dat patiënten toch nog vaak een papieren bewijs vragen. De meest problematische diensten waren het medicatieschema en de Cebam evidence linker. Gebrekkige interoperabiliteit, gebruiksgemak en toegankelijkheid worden hier als voornaamste reden opgegeven.  
 
Uit de focusgroepen kwam naar voren dat de problematische interoperabiliteit tussen de verschillende systemen, maar ook tussen de regio’s, een belangrijke belemmerende factor is. Ook de gebruiksvriendelijkheid en de mate waarin men tijd verliest door het gebruik van een toepassing spelen een rol in de mate dat men diensten al dan niet gaat gebruiken. Te veel manuele toevoegingen in een toepassing zorgen niet voor een toegevoegde waarde. Een financiële incentive, zoals de geïntegreerde praktijkpremie, wordt als een cruciale factor gezien om nieuwe diensten meer te gaan gebruiken of uit te proberen.  
 
Er wordt verder aangegeven dat meer opleiding maar ook technische ondersteuning belangrijk zijn. Bij problemen loopt de communicatie met de verschillende ICT-helpdesks immers niet altijd vlot. Ook de beveiliging van het systeem vraagt meer transparantie, sommige artsen bouwen extra maatregelen in omdat men niet altijd overtuigd is dat het systeem voldoende veilig is. Een laatste, belangrijke oproep vanuit de artsen die uit de aanbevelingen naar voren komt, is dat er meer betrokkenheid moet zijn vanuit de artsen bij het ontwikkelen van nieuwe diensten, zodat deze vanaf de conceptiefase meer rekening houden met de praktijkwerking en de verwachtingen die gebruikers hebben rond een nieuwe toepassing.

Elfi Goesaert
Kennisdomeinverantoordelijke ICT