Er is geen tekort aan huisartsen in Vlaanderen en zij zijn niet "burnt out"!

12 feb 2013

Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg maakte een interessante studie over de performantie van de Belgische gezondheidszorg. In de berichtgeving hierover werd onterecht en ongenuanceerd paniek gezaaid met de oneliners "binnenkort te weinig huisartsen" en "huisartsen lijden aan een burn‐out". Daarom is het goed om aanvullende en genuanceerde informatie te geven.

België heeft zo ongeveer de grootste dichtheid aan (huis)artsen ter wereld. De Belgische huisarts heeft in het Europees peloton één van de allerkleinste praktijken (gemiddeld 1100 patiënten per voltijds equivalent huisarts). Dreigt er dan een tekort aan huisartsen en zijn zij zo overbelast of ligt het probleem toch ergens anders?

Huisartsen in België zien een aantal belangrijke demografische veranderingen op zich afkomen. Hun gemiddelde leeftijd is momenteel 52,5 jaar. Het beroep vervrouwelijkt in snel tempo.

brief prof_huisartsgeneeskunde-grafiek1

Toch is er geen reden voor paniekreacties. De drop‐out van actieve huisartsen, die de vorige twee decennia relatief hoog was, is flink gedaald waardoor de actuele uitstroom uit het beroep beperkt wordt. Bovendien gaat men er in simulaties en planningen vaak van uit dat een huisarts stopt met zijn actieve prestaties op 65 jaar. Deze veronderstelling is niet helemaal correct. Uit een enquête bij Vlaamse actieve huisartsen (n=200 responders) konden De Lepeleire et al. (2012) vaststellen dat een flink deel van hen zijn beroepsloopbaan niet wenst te stop te zetten op 65jarige leeftijd. Uit deze studie bleek trouwens ook dat een ruime meerderheid van de huisartsen zijn beroep nog altijd zeer graag uitoefent en niet geconfronteerd wordt met een burn‐out.

Niet alleen de verminderde uitstroom dient in rekening gebracht maar ook de toegenomen instroom. In vergelijking met enkele jaren geleden is er opnieuw een substantieel groter aantal huisartsen‐in‐opleiding (haio's) dat start met de opleiding:

brief prof_huisartsgeneeskunde-grafiek2

Dit hoger aantal startende haio's is het resultaat van het toegenomen aantal studenten geneeskunde, de verbeterde werkvoorwaarden voor huisartsen en de inspanningen van de universiteiten om de keuze voor huisartsgeneeskunde aantrekkelijker te maken. In concreto zullen de volgende jaren minstens een 220‐tal haio's starten met hun masteropleiding huisartsgeneeskunde. Op 10 jaar vormt dit een instroom van minstens 2000 jonge, actieve huisartsen in Vlaanderen. Dit aantal compenseert de uitstroom waardoor de densiteit van actieve huisartsen (>1250 patiëntencontacten per jaar) in Vlaanderen ongeveer dezelfde zal blijven als nu (één actieve huisarts op 1124 Vlaamse inwoners). Jan De Lepeleire et al. (2012) simuleerden dat er ongeveer 216 nieuwe huisartsen per jaar nodig zijn in Vlaanderen om de huisartsenzorg op te vangen, ervanuitgaande dat de werklast gelijk zou blijven en rekening houdende met de verjonging en vervrouwelijking van de huisartsenpopulatie. Uiteraard zullen er gemeenten en regio's zijn waar er (al dan niet tijdelijk) een tekort aan actieve huisartsen is maar globaal gezien is er geen reden tot ongerustheid.

Naast het aantal actieve huisartsen speelt uiteraard het takenpakket, de praktijkorganisatie en de taakverdeling met andere disciplines een rol in het debat. Bij de studenten merken we een toenemende wens om vooral in een goede en efficiënte praktijk‐structuur terecht te komen, en zeker niet langer 7 dagen op 7, 24u op 24 beschikbaar te zijn voor patiënten. Toch werkt de Belgische huisarts nog gemiddeld 60 uur per week, heel vaak solo, zonder enige praktijkondersteuning en is daarnaast ook een groot deeel van de tijd persoonlijk bereikbaar.

"Efficiëntie" is lang een moeilijk woord geweest in de huisartsenwereld. De zorg en de tevredenheid voor de individuele patiënten zou verminderen. Maar patiëntentevredenheid wordt hier onterecht als synoniem gebruikt van kwaliteitsvolle zorg.

95 procent van de Belgen zegt een vaste huisarts te hebben en heeft daar gemiddeld 4,5 maal per jaar contact mee. Huisartsen verzorgen ongeveer 90 procent van alle medische hulpvragen. Als er niets gebeurt met de manier waarop huisartsen hun taak uitvoeren, zitten we inderdaad binnen de 5 à 10 jaar met heel grote problemen. De taken van huisartsen worden er niet eenvoudiger op. Er is meer nood aan systematische preventie,aan zorg voor frequent voorkomende chronische aandoeningen, waarvan we weten dat een goed georganiseerde zorg in de huisartspraktijk het aantal complicaties werkelijk doet verminderen. Hier is in ons land ruimte voor verbetering. Daarnaast is er een snel inzettende vergrijzing en toenemende verschuiving naar thuiszorg.  Huisartsen zijn van cruciaal belang in al deze ontwikkelingen, maar kunnen op de manier waarop de beroepsuitoefening verloopt de werklast in de nabije toekomst nooit aan. Gelukkig zijn er eenvoudige oplossingen. Die krijgen nu veel te weinig aandacht in het gezondheidszorgdebat.

Er is veel winst te halen met het beter organiseren van huisartspraktijken door samenwerking in groep en door het verschuiven van zorg, meer bepaald naar praktijkassistenten en verpleegkundigen. Die kunnen bijvoorbeeld preventieve en routinetaken gemakkelijk overnemen zonder aan kwaliteit in te boeten. Op die manier kan het zorgvolume van de aanwezige huisartsen gemakkelijk stijgen. In Nederland speelt een gemiddelde huisarts het klaar om een praktijk van meer dan 2500 patiënten te verzorgen, met een uitgebreider takenpakket dan in Vlaanderen. Zo`n huisarts werkt dan wel met ondersteunend personeel en in meer dan 80 procent in een groepspraktijk.

Kost dit de overheid extra geld? Neen, helemaal niet. Kijken we bijvoorbeeld naar de grootschalige wachtposten in de meeste grote steden van Vlaanderen. Hier werken 100 tot 160 huisartsen samen om continuïteit van de verzorging te garanderen tijdens het weekeind. Vanuit duidelijk herkenbare locaties wordt er met ondersteunend personeel gewerkt. We becijferden dat de infrastructuurkosten ervan (ongeveer 2,5 Euro per inwoner in dat gebied per jaar, betaald door het RIZIV), werkelijk peanuts zijn in vergelijking met het globale budget voor geneeskundige zorg (ongeveer 2000 Euro per inwoner per jaar). De inwoners in die steden krijgen hiervoor een herkenbare en performante hulpverlening. Het volstaat dat er enkele patiënten minder onterecht naar een spoeddienst gaan en de investeringskosten zijn al snel terugverdiend.

Als huisartsen zich overdag ook beter organiseren en samenwerken met andere disciplines, stijgt hun efficiëntie. De huisartsen kunnen dan tijdens hun werkuren de zorg voor veel meer patiënten aan, omdat alle routinetaken die hierbij horen (bv. afspraken maken, administratie regelen en eenvoudige handelingen stellen) worden overgenomen door praktijkassistenten in de eerstelijnszorg. Door een verhoging van de efficiëntie ontstaat er opnieuw meer tijd voor de humane kant van het vak. Dan komen de echt inhoudelijke medische taken opnieuw meer in het vizier, zoals het organiseren van de palliatieve zorg bij patiënten in hun thuissituatie.

Er hoeft dus helemaal geen tekort aan huisartsen te ontstaan. De beroepsgroep moet niet harder maar wel efficiënter werken. Dat vergt slim leiderschap en het inzien dat het vergroten en goed organiseren van de bestaande huisartspraktijken en tegelijkertijd het aantrekken van andere eerstelijnswerkers noodzakelijk is. Er ligt een enorme markt open voor b.v. verpleegkundigen die omwille van moeilijke uren een poos uit het arbeidproces verdwenen. Hogescholen staan klaar om hen en praktijkassistenten te vormen, maar worden voorlopig gehinderd door corporatisme van sommige beroepen en onduidelijke wetgeving. Een zeer belangrijk gegeven is dat de opleidingstijd van ondersteunend personeel (2 tot 4 jaar) veel korter is dan die van huisartsen (9 jaar).

Het echte probleem bij huisartsen is niet een tekort aan huisartsen, maar een te lage organisatiegraad en een tekort aan ondersteuning. Dat zorgt ook voor het gevoel van onderwaardering bij sommigen. Een goed georganiseerde huisartsgeneeskunde nodigt daarbij ook meer studenten uit om in het huisartsenberoep te stappen, de beste preventie van een toekomstig tekort.

Roy Remmen (Universiteit Antwerpen),
Sam Coenen (Universiteit Antwerpen),
Dirk Devroey (Vrije Universiteit Brussel),
Jan De Maeseneer (Universiteit Gent),
Thierry Christiaens (Universiteit Gent),
Bert Aertgeerts (KULeuven) en Jan De Lepeleire (KULeuven), zijn professor huisartsgeneeskunde.
Guy Gielis is directeur van het Inter Universitair Centrum voor Huisartsopleding (ICHO).