Deontologie van de teleconsultatie

30 jun 2022

Sinds de covidpandemie is de teleconsultatie niet meer weg te denken uit de dagelijkse praktijk van de huisarts. De Nationale Raad van de Orde der Artsen legt enkele deontologische regels vast. 

Omdat telconsultaties niet meer weg te denken zijn uit de artsenpraktijk, vond de Nationale Raad van de Orde der Artsen het opportuun om zich tijdens de vergadering van juni te buigen over enkele deontologische regels waaraan een arts zich moet houden bij een teleconsultatie. Eerst en vooral is het goed om na te gaan wat de Orde verstaat onder teleconsultatie. “Het is een zorgprestatie op afstand van een zorgverlener met een patiënt. Het kan gaan om een consultatie via telefoon, e-mail, sms of chat, of om een videogesprek waarbij de zorgverlener en de patiënt elkaar vanop afstand kunnen spreken en/of zien. Teleconsultatie maakt samen met tele-expertise, telemonitoring, tele-assistentie en m-health deel uit van het bredere begrip telegeneeskunde.” 

Bij de adviezen die de Orde in het verleden uitbracht over telconsultatie lag de nadruk steeds op bezorgdheid over de patiëntveiligheid, de kwaliteit en de continuïteit van de zorg en het respect voor het beroepsgeheim. Voor de covidpandemie werden teleconsultaties slechts als een complementair aspect beschouwd van een klassieke consultatie. Deontologisch kon het enkel bij een gekende patiënt waarbij de arts over alle medische gegevens kon beschikken. Covid zorgde voor en totale omwenteling. Recente studies tonen bovendien aan dat de Belg tevreden is over het gebruik van telconsultaties. Nieuwe deontologische regels dringen zich volgens de Orde dan ook op. 

Bij de opstart van een teleconsultatie controleert de arts de identiteit en de wilsbekwaamheid van de patiënt. Hij verzekert zich van de toestemming van de patiënt en van diens vrije artsenkeuze. De arts moet tevens controleren of de privacy van de patiënt ook aan de ‘andere kant’ van de lijn verzekerd is. Een raadpleging op afstand blijft enkel mogelijk wanneer er een therapeutische of zorgrelatie bestaat tussen arts en patiënt. Komt de relatie tot stand kort voor het begin van de raadpleging op afstand, dan moet de patiënt terdege worden geïnformeerd over de gevolgen van de therapeutische of zorgrelatie. Op het einde van de raadpleging op afstand wordt de therapeutische of zorgrelatie beëindigd, tenzij de patiënt uitdrukkelijk de wil te kennen geeft de relatie te willen voortzetten. 

De arts moet steeds voldoende informatie geven aan de patiënt: over de beperkingen van het gebruikte platform en over de financiële aspecten van het contact. De arts is ook verantwoordelijk voor een kwaliteitsvolle adviestrekking en opvolging. De duurtijd en de omstandigheden van de teleconsultatie moeten afdoende zijn om een kwaliteitsvolle zorgverlening te waarborgen. De arts geeft duidelijk aan dat zijn advies is gebaseerd op gegevens die de patiënt heeft verstrekt en op eventueel beschikbare dossiergegevens. Daarbij geeft de arts aan dat de patiënt contact met hem of een andere arts moet zoeken als de klachten verergeren, als daartoe aanleiding is of bij onzekerheid. 

Is de huisarts niet de houder van het GMD van de patiënt dan moet hij – behoudens verzet van de patiënt – feedback geven over de verleende zorg aan de GMD-houdende huisarts. Indien nuttig actualiseert hij de Sumehr en het medicatieschema van de patiënt in de gezondheidskluis. 

Aandacht voor de privacy van patiënt (en arts) is belangrijk. Vooraf moet worden nagegaan of het gebruikte communicatiesysteem betrouwbaar is. De video- of audiocommunicatie mag in geen geval opgeslagen worden. Eventuele geneesmiddelenvoorschriften worden aangemaakt via Recip-e en zijn door de patiënt te raadplegen via de Personal Halth Viewer. 

De Orde vraagt de overheid om een wettelijk kader en duidelijke regels over de terugbetaling uit te werken. “Het verstrekken van een kwaliteitslabel aan de diensten die op een conforme wijze teleconsultaties aanbieden, zal de patiënten beter wegwijs maken bij hun keuze en hen meer vertrouwen inboezemen bij deze vorm van uitoefening van geneeskunde”, besluit de Nationale Raad. 

Filip Ceulemans