Richtlijnen voor de medicamenteuze behandeling van COVID-19

Leidraad voor de medicamenteuze behandeling van COVID-19

Beslis je om patiënten met covid-19 thuis te behandelen, dan is paracetamol een eerste middel om symptomatisch comfort te geven, eventueel aangevuld met een NSAID. Inhalatiecorticoïden kunnen ook ingezet worden.
 
Bij een uitbraak van covid-19 in een woonzorgcentrum is het geven van molnupiravir aan de orde (binnen de 5 dagen na het begin van de symptomen) bij patiënten met een (hoog) risico op een ernstig verloop.
 
Alle andere behandelopties zijn nog in een (te) experimentele fase, of zijn voorbehouden voor patiënten die opgenomen zijn in het hospitaal.

Onderstaand overzicht is opgesteld en wordt onderhouden door het KCE. We verwachten dat de informatie in dit document frequent en snel kan veranderen. 

De meest recente versie vindt u steeds op de website van het KCE.

Gebruik molnupiravir bij corona-uitbraken in woonzorgcentra

De 'Taskforce COVID Therapeutics' van het KCE bracht ook een advies uit over een nieuw antiviraal oraal geneesmiddel genaamd molnupiravir (merknaam: Lagevrio) van de firma MSD. De experten in de Taskforce zien potentieel voor het gebruik van deze molecule in de woonzorgcentra bij een uitbraak. Het volledige advies kunt u hier vinden.
 
De procedure over het vroegtijdig gebruik van molnupiravir bij bewoners in woonzorgcentra bij een COVID-19 uitbraak kunt u hier terugvinden. Deze procedure trad in werking op 18 februari 2022.
 
De coördinerend en raadgevend arts (CRA) engageert zich om, voor alle residenten in een woonzorgcentrum die behandeld worden met molnupiravir, te voldoen aan de verplichtingen over: een correcte bewaring, de geïnformeerde toestemming van de bewoner, het voorschrijven, het rapporteren van bijwerkingen aan het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG), de registratie van het gebruik via de minimale datacollectie en het vernietigen van geleverde niet-gebruikte medicatie na de uitbraak. De CRA overlegt met de behandelende huisarts over de mogelijke opstart met molnupiravir bij bewoners die hiervoor in aanmerking komen.  Molnupiravir kan enkel gebruikt worden in woonzorgcentra die beschikken over een CRA die op zijn beurt taakafspraken maakt met de behandelende huisartsen van de bewoners. 
 
De behandelende arts wordt betrokken bij het overleg met de CRA om molnupiravir voor te schrijven, volgt mee de behandeling met molnupiravir op en ondersteunt de CRA bij het identificeren en rapporteren van mogelijke nevenwerkingen.
 
De behandeling met molnupiravir in België is momenteel enkel voorbehouden voor bewoners in woonzorgcentra die voldoen aan alle onderstaande randvoorwaarden:

  • de persoon werd gediagnosticeerd met COVID-19 op basis van een moleculaire (RT-PCR) of antigeen test (snelle Ag-test of laboratorium antigeen-test);
  • de besmetting kadert in een COVID-19 uitbraak in een woonzorgcentrum. Een uitbraak wordt gedefinieerd als twee of meer besmettingen bij bewoners, waarbij een verband bestaat tussen de gevallen in tijd en/of ruimte;
  • de resident heeft een verhoogd risico om een ernstige vorm van COVID-19 te ontwikkelen, met minstens één kenmerk of onderliggende aandoening geassocieerd met een verhoogd risico op een ernstige vorm van COVID-19:
    • leeftijd  > 60 jaar
    • actieve kanker
    • chronische nieraandoening (met uitsluiting van ernstige nieraandoeningen, cfr. supra: speciale voorzorgen bij gebruik)
    • chronic obstructive pulmonary disease (COPD)
    • obesitas (body-mass index ≥ 30)
    • ernstige hartaandoening (hartfalen, coronaire arteriële aandoening, of cardiomyopathie)
    • diabetes mellitus
    • personen die immunosuppressieve medicatie nemen; 
  • De resident heeft COVID-19 symptomen. Deze symptomen mogen maximaal vijf dagen voorafgaand aan de start van de behandeling ontstaan zijn.  Bij langer bestaande symptomen is de werkzaamheid van molnupiravir niet aangetoond.

    Voor de aanwezigheid van symptomen kunt u de volgende definitie’[1] toepassen:
    OF minstens één van de volgende hoofdsymptomen die acuut ontstaan zijn, zonder andere duidelijke oorzaak: hoest, dyspnoe, thoracale pijn, acute anosmie of dysgeusie;
    OF minstens twee van de volgende symptomen, zonder andere duidelijke oorzaak: koorts, spierpijn, vermoeidheid, rhinitis, keelpijn, hoofdpijn, anorexie, waterige diarreec, acute verwardheidc, plotse val[2];
    OF verergering van chronische respiratoire symptomen (COPD, astma, chronische hoest …), zonder andere duidelijke oorzaak.

[1] https://covid-19.sciensano.be/nl/covid-19-gevalsdefinitie-en-testing
[2] Deze symptomen komen vaker voor bij ouderen, waar een acute infectie zich atypisch kan uiten.