Recht op dossier-inzage bij het overlijden van de patiënt

Nabestaanden tot de tweede graad hebben na het overlijden van een patiënt een recht op inzage in het dossier, als de inzage uitgevoerd wordt door een andere beroepsbeoefenaar en er een specifieke reden voor is. U kunt en mag zo’n verzoek niet weigeren. Dat wil niet zeggen dat die aangestelde beroepsbeoefenaar ook over een soort onderzoeks- of ondervraagbevoegdheid zou beschikken.

Na het overlijden van de patiënt hebben volgens de Wet Patiëntenrechten de echtgeno(o)t(e) of wettelijke samenwonende partner en de bloedverwanten tot de tweede graad een zogenaamd onrechtstreeks inzagerecht via een door (één van) hen aangestelde andere beroepsbeoefenaar. Een eerste voorwaarde voor dat inzagerecht na overlijden is dat het verzoek een ‘specifiek en gemotiveerd belang’ heeft. Ten tweede mag de patiënt zich (tijdens zijn leven) niet uitdrukkelijk verzet hebben tegen dat inzagerecht. 

U bent verplicht om gevolg te geven aan een verzoek tot inzage door een andere beroepsbeoefenaar. Dit kan een arts zijn, maar hoeft niet noodzakelijk zo te zijn. Wanneer dat verzoek aan de bovenstaande wettelijke voorwaarden beantwoordt, mag u zo’n verzoek niet weigeren. Specifieke sancties zijn niet gespecifieerd, maar het is mogelijk dat de nabestaanden bijvoorbeeld vorderingen tot schadevergoeding instellen of een klacht bij de Orde neerleggen. 

Indien u dergelijke aanvraag krijgt, bent u dus verplicht om de aangestelde beroepsbeoefenaar een afspraak te geven, zodat hij zijn opgedragen taak, het dossier inkijken, kan uitvoeren. U moet hem daarbij het hele dossier ter beschikking stellen, zelfs de persoonlijke notities. Dit wil niet zeggen dat de aangestelde beroepsbeoefenaar over een onderzoeks- of ondervraagbevoegdheid beschikt. U hoeft bij de inzage ook niet aanwezig te zijn.

Sofie Croenen
Expertisedomeinverantwoordelijke Beroepspromotie