COVID-antilichamen erg verschillend naargelang de bevolkingsgroep

De eerste resultaten van het SalivaHIS-onderzoek, dat de aanwezigheid van antilichamen tegen het coronavirus bij de Belgische bevolking bestudeert, toont aan dat er grote verschillen bestaan tussen bevolkingsgroepen.

Voor het SalivaHIS-onderzoek werd een willekeurige groep Belgen gevraagd een speekselstaal af te nemen en een vragenlijst in te vullen. Zowel gevaccineerde als niet-gevaccineerde landgenoten werden in het onderzoek opgenomen. De eerste fase werd in augustus van dit jaar afgerond, de resultaten werden vandaag bekendgemaakt. Ze tonen dat de aanwezigheid van antilichamen tegen het coronavirus sterk varieert in functie van de gezondheidsstatus, sociodemografische kenmerken en gezondheidsgedrag.

Begin jullie had 98,9% van de gevaccineerde deelnemers antilichamen. Bij de niet-gevaccineerde deelnemers bedroeg dat amper 28,9%. Dat er vaker antilichamen worden aangetroffen bij hoger opgeleiden dan bij laagopgeleiden is te linken aan het verschil in vaccinatiegraad. Gevaccineerde personen hebben minder kans op antilichamen wanneer ze minstens één chronische ziekte hebben. Misschien wel het opmerkelijkste resultaat van het onderzoek is de link tussen griepvaccinatie en het aanmaken van antilichamen tegen corona. Mensen die het griepvaccin kregen, maken makkelijker antilichamen aan tegen het coronavirus. De oorzaak hiervan is niet meteen duidelijk en moet verder worden onderzocht. Mogelijk versterkt het griepvaccin de immuunrespons van het coronavirus. 

Filip Ceulemans