Uit een recente studie van Sciensano blijkt dat socio-economische verschillen een aanzienlijke impact hebben op de sterftecijfers in België. In de minst welvarende wijken ligt de sterfte niet alleen hoger, maar zijn ook de doodsoorzaken anders dan in de meest welvarende wijken. Volgens de analyse zou België jaarlijks 21.000 sterfgevallen minder kennen indien iedereen het hoogste welvaartsniveau zou hebben.
De studie, gebaseerd op gegevens van 2013 tot 2022, toont aan dat ongelijkheid in sterfte de afgelopen jaren is toegenomen. Tijdens de coronacrisis piekte het aandeel vermijdbare sterfte door sociale achterstelling op 19%, waarna het licht daalde tot 18% in 2022. Vooral ischemische hartaandoeningen, longkanker en COPD dragen sterk bij tot deze ongelijkheid. Deze aandoeningen komen vaker voor in minder welstellende wijken en zijn nauw verbonden met roken. Het aantal rokers daalde de voorbije decennia sterk onder hoogopgeleiden, maar minder bij lager opgeleiden. Blijkbaar bereikten de antirookcampagnes niet evenveel succes bij beide groepen, wat vandaag een verschil in sterfte verklaart.
De bevindingen onderstrepen dat beleid dat de volksgezondheid wil verbeteren, rekening moet houden met socio-economische verschillen. Het verminderen van ongelijkheid in sterfte door specifieke aandoeningen kan een substantiële impact hebben op de totale sterfte en op gezondheidsverschillen tussen bevolkingsgroepen.
Wim Torbeyns