Zoeken
Pagina
Veelgestelde vraag
Ik ben gepensioneerd en ben niet meer actief werkzaam in een praktijk, maar wens nog wel lid te blijven van Domus Medica. Kan dat?
Ja, dat is geen probleem. U kan zich lid maken voor een verlaagd tarief van € 195 met het lidmaatschapstype “huisarts zonder praktijk”. Zo blijft u op de hoogte en geniet u van de voordelen van Domus Medica.
Veelgestelde vraag
Ik heb de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, maar blijf actief werken als huisarts. Voor welk lidmaatschap kom ik in aanmerking?
Een lidmaatschap van Domus Medica staat los van uw leeftijd. Zolang u actief praktiserend huisarts bent, geldt het standaardtarief van €495. Pas zodra u niet meer actief bent als huisarts en in de praktijk met pensioen bent, komt u in aanmerking voor het verlaagde tarief van “huisarts zonder praktijk” met een tarief van €195.
Veelgestelde vraag
Wat bepaalt het bedrag van het standaardtarief?
Domus Medica is een vereniging zonder winstoogmerk, waarbij 45% van de inkomsten uit de lidgelden komen. De andere grote bron van inkomsten zijn de projectfinancieringen. Met deze inkomsten ondersteunen we onder andere het wetenschappelijke luik van onze organisatie en kunnen we verder uitbouwen. Zonder de lidgelden kan Domus Medica niet blijven bestaan en haar werking niet meer garanderen.
Veelgestelde vraag
Mijn kring is lid van Domus Medica, ben ik dan automatisch ook lid?
Neen. Er is een onderscheid tussen het kringlidmaatschap en het individuele lidmaatschap van de huisarts. Als u persoonlijk lid wil worden van Domus Medica, dient u zich individueel in te schrijven. Het lidmaatschap dat de kring aangaat met Domus Medica is van een andere, niet-individuele aard.
Veelgestelde vraag
Krijg ik korting als mijn collega uit de groepspraktijk reeds lid is?
Neen.
Het is niet mogelijk om korting te krijgen indien uw collega reeds lid is. Enkel Haio’s van wie de praktijkopleider lid is, kunnen een gratis lidmaatschap aangaan.
Veelgestelde vraag
Is er een voordeeltarief voor groepspraktijken?
Neen.
Omdat de voordelen van een lidmaatschap voornamelijk op individuele basis geregeld zijn, is enkel een individueel lidmaatschap mogelijk.
Veelgestelde vraag
Wat is een instapsom?
Wanneer een arts tot een associatie toetreedt, verwerft hij een gedeelte van de groepspraktijk die reeds een bepaalde economische waarde heeft opgebouwd. Dienvolgens kan voor de verkrijging van deze reeds bestaande economische waarde een compensatie gevraagd worden. Deze compensatie is de instapsom. Belangrijk is dat de instapsom proportioneel is.
De instapsom kan twee vormen aannemen: een progressief ereloon dan wel een intredevergoeding.
- Progressief ereloon: gedurende een aantal maanden of jaren betaalt de toetredende geassocieerde maandelijks een bedrag gelijk aan een bepaald percentage van het bruto-inkomen van de voorbije maand aan de associatie. Belangrijk bij het progressief ereloon is dat het maximumaantal procent van de maandelijkse betalingen door de toetredende geassocieerde en het minimum- en maximumbedrag van de instapsom uitdrukkelijk bepaald worden.
- Intredegeld: de toetredende geassocieerde betaalt een vast bedrag aan de associatie, al dan niet in schijven. Indien de intredevergoeding in een aantal schijven betaald wordt, dient uitdrukkelijk de hoegrootheid van de schijven en de datum van betaling bepaald te worden.
Een instapsom kan leiden tot onderlinge conflicten indien later zou blijken dat het werkvolume niet evenaart aan de voorafgaande verwachtingen. Verder bestaat het risico dat de geassocieerde die de vergoeding betaald heeft financieel benadeeld wordt indien hij op enig tijdstip de associatie zou verlaten. Dergelijke nadelen zijn niet verbonden aan het progressief ereloon.
Veelgestelde vraag
Is een instapsom toegelaten?
Het advies van de Orde der artsen van 20 juni 2020 deed heel wat stof opwaaien: de instapsom om een aandeel van het patiëntenbestand te verwerven is juridisch en deontologisch onaanvaardbaar, zelfs indien deze slechts tijdelijk is.
De Orde der artsen stelde dat het deontologisch onaanvaardbaar is dat een arts financiële belangen heeft bij de overdracht van gezondheidsgegevens van de patiënt. Deze gezondheidsgegevens zijn geen eigendom van de arts en kunnen dus ook niet verhandeld worden. Bovendien moet het recht op vrije artsenkeuze van de patiënt gewaarborgd worden, ook in groepsverband.
Elke vorm van dichotomie, waarbij de jonge huisarts een deel van zijn ereloon dient af te staan aan de meer ervaren huisarts of diens vennootschap, onder de vorm van een instapsom, om een aandeel te verwerven van het patiëntenbestand is juridisch en deontologisch onaanvaardbaar.
Ook mogen geen GMD’s afgedragen worden in ruil voor het verwerven van een aandeel in het patiëntenbestand. Zulks vormt immers een ‘verdoken’ instapsom teneinde een aandeel in het patiëntenbestand te verwerven, hetwelk verboden is.
Is de instapsom in zijn geheel dan ontoelaatbaar? Neen, het is toegelaten dat men een instapsom betaalt om een aandeel in de praktijk te verwerven. Dit kan slaan op immateriële (bijvoorbeeld goodwill of kosten voor onderzoek en ontwikkeling) of materiële bestanddelen (het praktijkgebouw of apparatuur). Immateriële bestanddelen kunnen gelet op het voorgaande nooit betrekking hebben op de patiëntenbestanden.
Nieuwe overeenkomsten moeten in overeenstemming zijn met het advies van de Orde der artsen. Reeds bestaande overeenkomsten die een instapsom teneinde een aandeel in het patiëntenbestand te verwerven bevatten, dienen aangepast te worden. Dergelijke overeenkomsten vormen namelijk een inbreuk op de deontologie.
Veelgestelde vraag
Wat is een niet-concurrentiebeding?
Een niet-concurrentiebeding is een beding waarbij men zich ertoe verbindt om zich gedurende een bepaalde periode na de beëindiging of het verlaten van een associatie of samenwerking niet te vestigen in een straal van een bepaald aantal kilometer rond de vestiging van de huisartsenpraktijk.
Men is niet verplicht om een niet-concurrentiebeding op te nemen in een overeenkomst. Indien je dit wel doet, dient het niet-concurrentiebeding aan een aantal voorwaarden te voldoen.
Een niet-concurrentiebeding dient beperkt te zijn in tijd en ruimte. Zowel de duur van het niet-concurrentiebeding als de afstand waarbinnen men zich niet mag vestigen dienen duidelijk in de overeenkomst omschreven te zijn. Bovendien dienen zowel de duur als de straal naar redelijkheid bepaald te worden.
In geval van betwisting omtrent het vestigingsverbod dient het geschil voorgelegd te worden aan de bevoegde Provinciale Raad van de Orde der artsen.
De niet naleving van het niet-concurrentiebeding wordt gesanctioneerd met de betaling van een forfaitaire schadevergoeding. De hoegrootheid van de forfaitaire schadevergoeding dient voorafgaandelijk uitdrukkelijk in de overeenkomst bepaald te worden.