De praktijkverpleegkundige en vroegtijdige zorgplanning

ELZ N-O-Waasland - Universiteit Antwerpen en het Doktershuis -

Kunt u uw praktijk kort beschrijven?

‘t Doktershuis werkt volgens een georganiseerd schema met twee huisartsen, een haio, een verpleegkundige en een telesecretariaat. In 2017 bood ik als student van het postgraduaat ‘verpleegkundige in de huisartsenpraktijk’ aan om stage te komen doen. Het werd door het team als een verrijking voor de praktijk ervaren om multidisciplinair te kunnen samenwerken. Het geeft ontzettend veel voldoening om aan betere, kwalitatieve geneeskunde te kunnen doen, en de patiënt te kunnen helpen in alle facetten, zonder te moeten inboeten aan tijd en energie. We werken vanop afstand ook samen met ‘t Bijhuis, waar vier psychologen en een diëtiste zitten.  

Voor welke concrete uitdaging biedt uw praktijkvoorbeeld een oplossing/inspiratie?

Voorafgaande zorgplanning (VZP) is iets wat vaker op de ‘lange baan’ wordt geschoven omwille van de tijdsinvestering. Dit terwijl het net heel belangrijk is dat VZP ‘tijdig’ wordt opgepakt. Patiënten hebben vaak ook wel al langer de intentie om ‘hun wensen’ op papier te zetten, maar missen de tools of/en concrete hulp om dit effectief  te doen. Resultaat: ‘een leeg blad papier’ en 101 vragen waar familieleden op het einde van de rit mee blijven worstelen: was dit wel wat onze dierbare had gewild?  


De uitdaging die wij aangingen was om zoveel mogelijk patiënten te bereiken om effectief samen met ‘ons’ (verpleegkundige en huisarts) hun wensen rond levens- en behandelingsdoelen te bespreken en verwerken. 

Wat heeft u gedaan?

In het kader van mijn synthesewerk voor het postgraduaat Verpleegkundige in de huisartsenpraktijk kon ik als verpleegkundige de tijd nemen om voor elke patiënt die dit wenste concreet aan de slag te gaan met VZP.  

Op voorhand verdiepte ik mij in materiaal van LEIF, Palliatieve zorg Vlaanderen, Huis van de Mens, Netwerk Palliatieve Zorg, Vonkel (Luisterend Huis), enzovoort. Vervolgens nam ik voldoende tijd om patiënt eventueel samen met familieleden te infomeren over VZP en het opmaken van de wilsverklaringen. Bovendien werd er voor elke bewoner van een residentiële instelling een ‘afsprakennota’ met DNR-code opgemaakt. Dit altijd in samenspraak met patiënt, zorginstelling en indien gewenst - en bij voorkeur- de betrokken familieleden. 

Hoe heeft u dat georganiseerd?

Patiënten werden op verschillende manieren, volledig vrijblijvend, gestimuleerd om over voorafgaande zorgplanning na te denken. Bijvoorbeeld via een affiche in de wachtzaal, een aankondiging op de praktijkwebsite, een ‘eyecatcher’ op de bureaus, een informatienamiddag mbt wilsverklaringen, persoonlijk aanspreken, de aanwezigheid van wilsverklaringen in de wachtzaal (LEIF-documenten), folders, affiches, enzoverder.  

Voor elk gesprek werd één uur de tijd genomen. En de eventueel opgemaakte wilsverklaringen werden geïntegreerd in het EMD.  

Voor de bewoners van een residentiële instelling werd de palliatief referentiepersoon aangesproken om dit thema samen met de huisarts en de betrokken familieleden onder de loep te nemen. Zo werd een concreet moment ingepland voor een gesprek en uitwerking rond dit thema. Een aanmoediging bleek hier tevens op zijn plaats.

Waarom is het een succesvol voorbeeld?

Opvallend veel patiënten blijken tevreden te zijn van de aanmoediging om een VZP gesprek te voeren en eindelijk gestalte te kunnen geven aan hun zorgdoelen en behandelingswensen. Het bracht patiënten dichter bij zichzelf, maar ook bij hun familieleden en bij ons, net omdat tijdens zo’n gesprek soms onuitgesproken zaken de kans kregen helderder te worden.  

 
Het eerste jaar werden zo’n vijftig wilsverklaringen opgesteld, en dit aantal groeit nog wekelijks. Ook de volledige integratie hiervan in het EMD blijkt een meerwaarde. Artsen hebben nu ook iets om naar terug te grijpen indien hun patiënt in een toestand van wilsonbekwaamheid terechtkomt. Het voelt goed om op die momenten rekening te kunnen houden met de wensen van de patiënt. 

Heeft u tips of zijn er valkuilen om op te letten?

  • Voldoende tijd inboeken (soms 2 consultaties)  
  • Opportuniteit soms herhaaldelijk aanbieden, thema ‘levend’ houden in de huisartsenpraktijk, blijven 'promotie' maken.  
  • Samen invullen van de documenten gezien praktijkervaring leert dat enkel uitleg geven en patiënten met (lege) documenten naar huis laten gaan heel vaak resulteert in alweer uitstel en uiteindelijk afstel.  
  • Naar residentiële centra toe: soms ietwat aanklampend zijn m.b.t. concrete organisatie van een gesprek en in dit verlengde het invullen van een ‘afsprakennota’ en DNR-code. 
  • Zelf goed geïnformeerd zijn: tijdig ten rade gaan bij bijvoorbeeld LEIF. 
vihp