Menu

Cogito ergo sum. Beruchte woorden zijn het, waarmee René Decartes in het eerste deel van de 17e eeuw het denken als fundament voor het bestaan postuleerde. Simultaan schiep de filosoof een tweedeling die tot op vandaag doorwerkt in ons collectief denken, met name het onderscheid tussen geest en lichaam.

Geheel onverwacht sleepte Anne Boyer voor het boek ‘Het ontsterven’ de prestigieuze Pulitzer Prize for General Nonfiction in 2020 in de wacht. In ‘Het ontsterven: Pijn, kwetsbaarheid, sterfelijkheid, geneeskunde, kunst, tijd, dromen, data, uitputting, kanker en zorg’, zoals de titel in zijn totaliteit luidt, legt de dichteres, schrijfster en docente op ontregelende wijze getuigenis af van het traject dat ze begin haar veertiger jaren aflegde nadat bij haar borstkanker werd vastgesteld.

Geestelijke doden, defecte individuen, levende ballast: vandaag is het onvoorstelbaar dat er in zulke termen over mensen wordt gesproken. Was dat tijdens het interbellum anders? Onder toezicht van hooggeplaatste nazi’s joegen artsen duizenden zieken de dood in op weg naar een ‘gezond volkslichaam’.

Een huisartsgeneeskunde zonder antibiotica, lokale anesthetica of psychiatrie: vandaag kunnen we er ons amper een voorstelling van maken. Toch moesten artsen zich ruim een eeuw geleden behelpen zonder een arsenaal aan farmaca, zonder gedetailleerd diagnostisch potentieel en zonder een uitgebreid technisch instrumentarium.

Heeft kunst een plaats binnen de wetenschappelijke academie? Wel volgens het VU medisch centrum Amsterdam, dat sinds anderhalf decennium symposia organiseert over de verhouding tussen literatuur en geneeskunde.

Nederland, 2007. Ongeveer 28 000 mensen die tot dan toe illegaal in het land verblijven, krijgen dankzij het zogeheten generaal pardon een verblijfsvergunning. Voor Rodaan Al Galidi betekent dat het einde van negen jaar wachten. Ongeveer een decennium na de toekenning van de Nederlandse identiteit schrijft hij een bestseller over zijn ervaringen, getiteld ‘Hoe ik talent voor het leven kreeg’. Het is een tragikomische blik achter de muren van een asielzoekerscentrum. En een oefening in geduld.

Wie ben ik vandaag? Wie ben ik geweest? Voor schrijver en psychiater Irvin D. Yalom zijn beide vragen onlosmakelijk met elkaar verbonden. In ‘Becoming myself’, in het Nederlands verschenen onder de titel ‘Dicht bij het einde, terug naar het begin’, beschrijft de Amerikaan zijn levensloop en dus het volle wasdom van zijn identiteit.

Mijn tweede week stage, haar derde week op de palliatieve eenheid. Zij heeft een tumor in haar buik, ik een krop in mijn keel. Marleen is gekomen om te sterven, ik om te leren van de stervenden.